Dagjesmensen op het werkeiland: weg met de rust

1 geïnteresseerde

Bob Flobbe beleefde, samen met een groepje andere kinderen, de jeugd van zijn leven op werkeiland Lelystad!

De sluiting van de Knardijk, gefotografeerd vanaf de Lely, 1954

De sluiting van de Knardijk, gefotografeerd vanaf de Lely, 1954 (Privécollectie Bob Flobbe)

Alle rechten voorbehouden

Zolang de Knardijk nog niet begaanbaar is, vaart de Lely dagelijks twee keer naar Harderwijk of Knarhaven. De tweede vaart soms alleen voor een paar kranten. Maar contract is contract. Om stipt 7.00 uur vertrekt de boot. Tevoren wordt een stoot op de luchthoorn gegeven. Gelijk met het radionieuwsdienst signaal van 7.00 uur. Op een dag komt iemand nog aanhollen. Mijn vader wacht even om de man mee te nemen. Die ene minuut maakt ook niet uit. Dat haal je wel in als je één uur en drie kwartier vaart. Ingenieur M. die sinds kort ook op Lelystad woont, is ook aan boord. Hij moet naar een bespreking aan de wal. Hij komt in de stuurhut om te wijzen op het vaarcontract met Zuiderzeewerken. “Zeven uur is zeven uur, Flobbe.” Misschien mag hij die laatkomer niet?

Een tijdje later ligt de boot weer op vertrek. Een stoot op de luchthoorn en trossen los. Dan komt ingenieur M. uit huis hollen. Hij hoeft slechts twintig meter af te leggen, maar de boot is al een meter van de steiger. Zeven uur is zeven uur. Toch? En hij heeft het nakijken. Later is alles geloof ik wel weer in den minne geschikt…

Zomer 1956 is dus de straatweg op de dijk berijdbaar. Eerst staat er nog een slagboom bij Harderwijk en mogen alleen vergunninghouders met de (vracht)auto naar Lelystad, maar al spoedig wordt de zaak vrijgegeven. Vooral in het weekeind wordt Lelystad nu overspoeld met dagjesmensen. Nieuwsgierig naar dit stukje Nederland dat niet op de kaarten staat. Het is uit met de rust. Soms zijn er ’s zondags zoveel auto’s dat politie Dijkstra een eenrichtingsverkeer moet instellen. Waar hij de verkeersborden vandaan heeft weet ik niet. Met weemoed denken de eilandbewoners terug aan de periode dat ze nog met rust werden gelaten. Mijn moeder schreef hierover een gedicht:

Zomeravond

1.Het vreemden-legioen vertrok weer
in lange autokaravaan
zien we, bij ‘t vallen van de avond
hen langs de Knardijk huiswaarts gaan.

2.‘t Rumoer van overdag verstomde
van dialect en vreemde taal
van woorden over zee verklonken
bij sluisput en excursiezaal.

3.Nu legt het duister van de avond
zich weer beschermend om ons heen
en de verstoorde rust herstelt zich
de stilte heerst weer als voorheen.

4.Slechts ‘t zoemen van de lichtcentrale
hoort men, en ‘t ruisen van de zee
en in de verte ‘n vallend anker
de wind neemt de geluiden mee.

5.Die stilte, bij het lichtgeflonker
van kust- en havenvuren, dat
stilzwijgend één zijn ondanks alles,
dat is ons eigen Lelystad.

L. Flobbe-Schouwstra, 1956

Ingezonden verhaal: Bob Flobbe, september 2011

Alle rechten voorbehouden