Marinus Nieuwenhuize, Zeeuws onderduiker in de Noordoostpolder

1 geïnteresseerde

Gerard Nieuwenhuize, zoon van Marinus, stuurde ons het verhaal over de onderduikperiode van zijn vader tijdens de oorlog in de Noordoostpolder.

Nieuwenhuize

Marinus Nieuwenhuize (links) en enkele collega's bij Schokland (Batavialand, collectie Nieuwenhuize).

Alle rechten voorbehouden

Mijn vader was Marinus Nieuwenhuize (1916-1994). Hij is in 1941 getrouwd met mijn moeder, Suzanna van Keulen. Ze gingen wonen in Oost-Souburg, Buteuxstraat 32. Dat is nu een deel van Vlissingen, maar vroeger was het een zelfstandige gemeente. Ze zouden in een nieuw huis trekken dat mijn opa had laten bouwen. Door de oorlog is dat misgelopen. Het huis was eerst verhuurd en de huurders zouden eruit gaan als mijn ouders zouden trouwen. Dat verhaal ging dus niet door. Mijn opa heeft na de oorlog een heel proces moeten voeren om in zijn eigen huis te kunnen wonen.

Onderzeeboten lassen in Wilhelmshafen
Mijn vader werkte op scheepswerf De Schelde toen hij werd opgeroepen voor Duitsland. Hij heeft een half jaar in Wilhelmshafen in Duitsland gezeten. Mijn vader was lasser en in Duitsland moest hij ook lassen. Onderzeeboten. Hij heeft altijd gezegd dat hij het niet slecht heeft gehad in Duitsland. Er waren krijgsgevangen uit Oost-Europa die veel slechter werden behandeld. De Nederlanders werden goed behandeld. Ik weet wel dat hij na de oorlog geen lasser meer wilde zijn. Hij heeft in Duitsland veel in tanks gelast en in onderzeeboten, zonder afzuiging. Dat vond hij heel erg slecht. Dan zat je in zo’n onderzeeboot met die compartimenten te lassen. Voor de oorlog had hij ook op scheepswerf De Schelde aan Nederlandse onderzeeboten gewerkt. Een hele beroemde is de Hr.Ms. O 21. Daar is nog een boek over geschreven, Hr.Ms. O 21 & de kat met de negen levens.

Onderduiken in de Noordoostpolder
Toen hij na een half jaar voor verlof in Nederland kwam, wilde hij niet meer terug naar Duitsland. Op een of andere manier kreeg hij contact met de ondergrondse en die hebben hem op het idee van de Noordoostpolder gebracht. De groep die in de Sint Jacobskerk in Vlissingen zat heeft het voor hem geregeld. Dus hij had contact met het verzet, hoewel hij niet actief was in het verzet voor zover ik weet.

Met de schop in de hand
In mei 1943 is hij naar de Noordoostpolder vertrokken. Ik werd in februari 1944 geboren. Ik ben vernoemd naar mijn opa én mijn vader, Gerard Marinus, omdat mijn moeder in haar achterhoofd had dat haar man niet terug zou komen. Mijn vader had niks met landbouw. Hij werkte als lasser op een scheepswerf. Hij heeft nooit veel verteld over het werk dat hij in de Noordoostpolder moest doen, maar op foto’s zie ik hem met een schop in zijn handen. Greppels graven. Op zondag ging mijn vader met zijn collega’s naar Schokland, daar zijn ook foto’s van. Hij zat bij Schokland in de buurt in een arbeiderskamp.

Na twee maanden pas je zoon zien
Hij praatte niet veel over de Noordoostpolder. De keren dat ik ernaar vroeg, heeft hij nooit gezegd dat het moeilijk was, maar dat moet het toch ongetwijfeld zijn geweest. Ik geloof dat hij er geen slechte herinneringen aan heeft overgehouden. Hij heeft er ook maar kort gezeten, van 7 mei 1943 tot de razzia in augustus 1944. Ze hadden hem gewaarschuwd dat hij weg moest wezen. Toen is hij ondergedoken bij zijn ouders in Roosendaal. De Duitsers zijn wel naar hem op zoek gegaan. In Roosendaal zat hij onder de vloer terwijl de Duitsers huiszoeking deden. Onder de vloer is toen niet gezocht. Bij een oom in Rotterdam is ook gezocht. Ze zochten een Marinus Nieuwenhuize. Een neefje met dezelfde naam werd aangewezen. Hij was geboren op 21 mei 1935, maar een jongen van negen jaar zochten ze niet.

De Duitsers zijn bij mijn moeder in Souburg geweest om mijn vader te zoeken. Er moet toch iets geweest zijn met die ondergrondse, want anders zoeken ze er niet zo naar. Mijn moeder moest nog naar Middelburg voor verhoor, maar zij heeft kunnen volhouden dat ze niet wist waar mijn vader was. Ze is verhoord door de Duitse ondervrager Willy K.E. Münzer, Beauftragte in Middelburg. Toen ik, Gerard, geboren 4 februari 1944, negen weken oud was, heeft mijn vader mij voor het eerst gezien in Roosendaal. Dat zou zomaar 6 mei 1944 geweest kunnen zijn, de verjaardag van mijn moeder.

Altijd met de oorlog bezig
Na de oorlog heeft mijn vader tot zijn pensioen gewerkt bij De Schelde. In het begin was hij geen lasser meer, maar bankwerker. Op het laatst was hij elektrotechnisch bankwerker. Hij repareerde de elektrische kranen. Mijn ouders zijn altijd in Souburg blijven wonen. Ik denk dat zijn periode in Duitsland uiteindelijk meer indruk heeft gemaakt dan zijn tijd in de Noordoostpolder. Ik vind het jammer dat ik er niet meer naar heb gevraagd en niet heb opgeschreven wat hij vertelde. Mijn vader was altijd met de oorlog bezig. Ik denk dat het met zijn eigen ervaringen te maken heeft. Hij las er heel veel boeken over. Dat heeft hij op mij overgedragen.

Gerard Nieuwenhuize

Alle rechten voorbehouden