Onze situatie kun je nergens mee vergelijken. Om te beginnen: mijn vader had vijf kinderen en mijn moeder had vijf kinderen, en die gingen samen trouwen. Toen kregen ze er samen nog vier. Wij hadden een winkel. Mijn grootvader en grootmoeder kwamen bij ons in. De groteren van mijn vader en moeder trouwden óók nog bij ons in. Mijn oudste zus kreeg twee kinderen bij ons thuis. We sliepen met drie kinderen in één bed. We hadden echt een uitzonderlijk gezin. Echt waar.
Familie kwam uit de Zaan in de oorlog, en dan zeiden ze: "jij hebt nog wel ruimte" en dan ging er een gezin met drie kinderen óók nog bij ons in. We kregen er bleekneuzen bij. En dan zei mijn moeder ook nog als er gasten waren: "jullie kunnen hier wel slapen." En dan zei m’n vader: "waar zou ze die neerleggen willen"? En dan zei hij ’s avonds:" waar zijn m’n kinderen gebleven?" Dan lagen wij op zo’n veren pulem [peluw] boven op de vliering. En dan lagen wij ook weer.
Dus ik heb nooit een vaste plek gehad. Toen ik veertien was heb ik voor m'n verjaardag gevraagd of ik een eigen bed mocht. Nou, dat vonden ze allemaal zó belachelijk, dat was zo zot. Want het was toch veel fijner met elkaar.