Mijn schoonmoeder heeft een verhaal geschreven. Haar zoon lag toen in Sonnevank, in het sanatorium in Harderwijk. Elke week kon je niet op bezoek. Ten eerste had je geldgebrek. Er was armoede op het eiland. Er was later één persoon die een auto had, Van Slooten, tegenwoordig nog steeds autobedrijf Van Slooten. Op bezoek: dan moest je met de boot eerst naar Kampen toe. Daar heeft ze een reisverslag van geschreven en daar stond boven ‘Pech’. Nou, ze hadden ook echt pech.
Eerst met de boot naar Kampen. Toevallig zaten Mina haar ouders er ook op die voor zaken ergens naar toe moesten. Er was nog een gezin van Urk die ook een zoon in het sanatorium hadden liggen en zijn verloofde wilde mee. Dus ze waren met vijf Urkers. Toen had iemand gezegd:
"Dan zal ik zorgen dat er een auto is in Kampen als we aankomen, waarmee we naar Harderwijk kunnen. Dan kunnen we ’s ochtends nog een uurtje op bezoek."
Dan moesten ze eten en rusten en dan konden ze ’s middags nog een uurtje op bezoek en dan weer met de auto terug naar Kampen. Om vijf uur vertrok de boot weer richting Urk.
Nou, ze stonden te wachten en te wachten, maar wat er kwam: geen taxi. Dus die meneer ging de Oudestraat in, op zoek naar het adres. Die taxi had ondertussen nog gauw even een ritje naar Zwolle gedaan. Daar kwam die auto aan, toen jekkeren op Harderwijk aan. Ze kwamen te laat voor het bezoek.
’s Middags zijn ze een uurtje op bezoek geweest en toen moesten ze weer terug. De auto pech. Alles er weer uit, drukken, ja hoor, hij ging weer. Toen moest er ergens een mesje opgehaald worden, want er was iets kapot dat moest met een mesje aangedraaid worden. Komen ze in Kampen, IJsselkade, zagen ze zo de boot wegvaren. Nou, daar sta je dan. Toen moesten ze in Kampen een overnachting doen. De andere dag konden ze pas weer naar huis. Voor een uurtje ziekenbezoek. En dat was eigenlijk normaal, want ja, je moest met de boot. Maar voor een uurtje was je een dag en een nacht onderweg. Nu pak je een auto en zijn er geen afstanden meer.