Nou ja, kijk, het gros van de gemeentebesturen ziet niet zoveel in de provincie, en zeker Amsterdamse gemeentebestuurders niet. Maar en Lammers, en heel velen die toen op dat gemeentelijk erf en met dat gebied bezig waren, zeiden wel:
“Dit is toch een ander gebied dan alleen een wormvormig aanhangsel van Amsterdam, en misschien een stukje Zwolle. Waar heb je in Nederland nog zoveel open ruimte waar je zoveel van je toekomstdromen kunt realiseren?”
Vergeet niet dat op het moment dat men begon met die inpolderingen er al studies waren geweest over de bevolkingsontwikkeling op middellange en lange termijn. Men concludeerde hieruit:
“Er is gewoon een noodzaak, en vanwege de bevolkingsontwikkeling, en vanwege de voedselvoorziening, om meer ruimte te maken.”
Men zei ook:
"Nou, we hebben die ruimte nu. Breng dat toch vooral onder in een eigen beslisstructuur, want anders wordt dat een afvalputje van de randgebieden.”
Dat is misschien heel erg ongelukkig geformuleerd, maar toch. Men hechtte dus wel aan die identiteit van het gebied, niet alleen als romantisch ideaal, maar ook omdat men zei:
“Voordat je het weet, verpruts je het weer.”
Qua inrichting lag er ook gewoon een heel goede structuur op tafel, ook vanuit de toenmalige ruimtelijke ordeningsfilosofie dat men hier in het groot zou dupliceren wat men in het klein in de Noordoostpolder had gemaakt. Je had een centrale kern met een aantal dorpen eromheen. Lelystad zou het centrale punt worden en daaromheen zouden geen dorpen komen, maar zouden er behoorlijk uit de kluiten gewassen stadjes ontstaan.