Met veel enthousiasme zijn we dus met dit nieuwe avontuur bezig gegaan. Ik moet zeggen dat, in mijn tijd, zoals ik het meebeleefd heb, dat voortreffelijk ging. Gedeputeerde Evert Vermeer zorgde ervoor dat we binnen de kortste keren wat geld kregen voor fietspaden. Daar zat ook wel iets in van:
“Zie je wel, wij kunnen jullie beter helpen dan Overijssel.”
[...] De lijnen waren heel erg kort. Als er wat was, liep je even bij elkaar binnen, en dan praatte je daarover. Dat was erg goed. Het leek een beetje op Drenthe, moet ik zeggen. Ik heb ervaring zowel in Drenthe als in Groningen. Friesland ken ik niet. In Groningen was de afstand veel groter. Toen ik op het provinciehuis in Groningen kwam, van de gemeente Noorddijk, zei mijn chef de tweede dag tegen mij:
“Hier komen ook burgemeesters en wethouders en zo. Die willen altijd wat. En u moet goed weten dat die altijd meer willen dan kan. U gelieve dus afstand te houden.”
Dat was dus het adagium. Terwijl het in Drenthe precies andersom was. Daar belde de CdK je ’s avonds om elf uur op:
“Gut jongen, ik moet morgen naar Den Haag. Heb je daar nog iets wat je nodig hebt, dan neem ik dat even mee.”
[...] [D]at is mentaliteit. Drenthe heeft een Saksische mentaliteit, dat is een heel andere dan de Groningse, die harder is. Het is een cultuurverschil.