Het regende fazanten

Tinus Klasens herinnert zich nog de dieren die de polder bevolkten en de jacht die daar op werd gemaakt.

jachtopziener

Jachtopziener controleert personenauto op aanwezig van illegaal gestroopt wild, 8 november 1967 (Fotocollectie RIJP; J. Potuyt).

Alle rechten voorbehouden

Dat wild? Dat zit tussen het koren, het zit tussen de bieten, het zit op het kale land. En dan heb je het over fazanten, over patrijzen, hazen. Reeën zaten er ook al niet zo veel toen, maar fazanten en hazen en patrijzen, nou daar regende het gewoon van.

En soms, hoe klein je ook was, dan zag je wel eens een paar mensen aan de kant van het kanaal liggen, dat heette dan ‘jager’. Die lagen daar dan met zo’n schrootbuks, een hagelgeweer. Dan had je een drijfjacht. Dan liepen er gewoon mensen over de akkers heen, die liepen allemaal keihard te roepen, dat die konijnen moesten schrikken, en dan werden ze gewoon afgeschoten, echt afgeschoten. Dat had helemaal niks met jagen te maken en de mannen waren er nog trots op ook. Want als zo’n jachtpartij over was, dan werd er, net als nu nog, flink op getoast ook, dan hadden ze een goede jacht gehad. Dat kon in die tijd. Het regende fazanten. Dan lagen er misschien wel 150 fazanten in de auto. Dat was niet normaal meer, er was verschrikkelijk veel wild.

Bron: Landschapsbeheer Flevoland, interview van Cecile Wedershoven met Tinus Klasens, 31 december 2007.

Alle rechten voorbehouden