A.G. Lindenbergh vertelt over de Walcherse boeren in de Noordoostpolder en de proefgebieden

Door: Flevoland - land van mensenhand

Lindenbergh vertelt eerst over de uitgifte van landbouwbedrijven aan Walcherse boeren en gaat dan verder met de aanwijzing van de proefgebieden, gebieden waar tot op dat moment nog weinig sollicitanten vandaan kwamen.

boeren uit walcheren

Boeren uit Walcheren in de Noordoostpolder (omgeving Marknesse), oktober 1949 (foto Winterbergen, Nationaal Archief/Anefo, Public Domain).

Lindenbergh vertelt over de uitgifte van bedrijven aan Walcherse boeren. "De Walcherse boeren kwamen eigenlijk uit een gesloten gemeenschap, ze waren allemaal protestant en nog al zwaar op de hand en daarom dachten we dat het goed was als we ze niet bij elkaar plaatsten maar verspreid. En ik denk dat dat een goede greep geweest is.."

Het was bij de Walcherse boeren voor het eerst dat de komst van voorkeursgroepen van het 'oude' land in praktijk werd gebracht. "Het was voor het eerst gebleken wat je met de gronden kon doen voor de verlichting van de problemen van het 'oude' land [het kleine boeren vraagstuk]."

Lindenbergh vertelt voorts dat er een zekere weerstand overwonnen moest worden om de selectie te beperken tot voorkeursgroepen "vooral omdat je niet wist of uit die voorkeursgroepen voldoende mensen zouden komen zodat je ook een selectie kon toepassen en de vrees bestond dat er uit het 'oude' land een groep mensen zou komen die niet aan de gestelde eisen qua vakbekwaamheid, opleiding, financiële draagkracht en geschiktheid zou voldoen. En het uitgangspunt van de Directie was om een modern en rationeel ingericht landbouwgebied te maken. Nou was door de komst van de Walcherse boeren dat ijs eigenlijk een beetje gebroken omdat toen wel gebleken is dat als er voldoende sollicitanten waren dat je dan wel de keuze kon maken. Maar om de sluizen helemaal open te zetten, daar zag de Directie toen heel erg tegen op en vandaar dat er toen door de Commissie Hofstee die zogenaamde proefgebieden uitgekozen zijn, vijf proefgebieden ... in gebieden van het land waar weinig sollicitanten vandaan kwamen, uit Limburg, Kleine Aa, Hummelo-Keppel en uit Drenthe (Borger) en Friesland (uit Friesland kwamen overigens wel voldoende sollicitanten vandaan). Dat waren gebieden met kleine bedrijven vooral daar in Limburg.

Dus toen die proefgebieden aangewezen zijn, toen zijn we daar naartoe gegaan om de bedrijven te bekijken. En daar zaten wel mensen bij die niet aan de eisen voldeden. En we moesten natuurlijk niet alleen kijken of ze aan de eisen voldeden maar ook of ze wel aardigheid hadden om te komen. En bij de beoordeling gingen we er altijd van uit dat toen ook bij het gesprek de vrouw aanwezig moest zijn en dat was in sommige van die gebieden wel eens een beetje moeilijk; daar hoorde de vrouw niet altijd bij, bij dit soort beslissingen. Maar goed dan zeiden wij toch, wij willen ook dat die vrouw er bij is want wij willen ook weten of die vrouw ook meewil. Dat je een boer over kon halen omdat die een mooi stuk land kreeg maar zijn vrouw [had er geen grap van / zag het niet zitten] ... Dat was ook wel een punt van de geschiktheid, want als de man niet gesteund wordt door zijn vrouw hoef je niet te denken dat er [naast het bedrijf] nog veel aardigheid is om aan andere dingen mee te doen."

Bron: Batavialand, Project Zeeuwse pachters in de Noordoostpolder, Interview van Dirk Jan Wolffram met A.G. Lindenbergh, 22-03-1994 te Zwolle.

Alle rechten voorbehouden