In het westen kreeg het onkruid de meeste kans

Hoe langer een stuk poldergrond droog lag, hoe groter de kans op onkruid, volgens polderpionier Lucas Huizinga:

zeeaster

Zeeaster (zulte) in nog maar net drooggevallen polderland, in dit geval de Wieringermeer (Batavialand, Album Mesu II).

Alle rechten voorbehouden

(Onkruid vond je) in de grond die het langste droog lag. Want de ontginning, die begon in Ramspol en Blokzijl, want daar was eigenlijk de drogere grond, dat waren de oude stranden. Dat was eigenlijk de droge grond, daar kon je beginnen. Maar ja, dan kwam je waar de grond het langste droog lag. Dat was Bant, Creil. Die moesten het langste wachten op ontginning. Daar kwam ook het meeste onkruid voor. Maar niet zo veel hoor, niet zo veel, niet zo veel als er nu heerst. Ja, ze houden het wel onder de knie met spuiten en met wieden, maar het is er wel. Maar dat was er toen niet, tenminste, in beperkte mate. […]

Ja, wat was er nog meer? Ja, de zeeaster, die was er ook volop in die tijd. Maar dat ging langzamerhand weg hè. Maar dat was wel een van de eerste planten die je tegenkwam. Maar anders kan ik geen planten noemen. Ik kan wel zeggen: ‘de brandnetel’, maar die was er niet. En de gewone weidestekeltjes, die kwamen er wel.

Bron: Landschapsbeheer Flevoland. Interview met de heer Lucas Huizinga door Dicky Meijer op 25 november 2010.

Alle rechten voorbehouden