De Tiberius Australis in de jaren zeventig. Die zijn er om variëteit te geven in de bossen door middel van kruiden. Dat wordt in de volksmond tot onkruid bestempeld. Maar zo heb je in de nieuwe polder niet alleen maar paardenbloemen en distels. Vanaf de kwekerij heeft men toen een aantal planten laten kweken om zaad te winnen, stekmateriaal, om dat zelf weer uit te zaaien. In die jaren is dat goed gelukt. Ze hadden verschillende mengsels. Die werden langs bospaden en ook wel langs bermen gezaaid. Dat was gewoon zo uit het raampje laten waaien. Daar kreeg je de mooiste mengsels van. Op den duur krijg je natuurlijk wel weer een soort die sterker is dan de ander.
Bron: Landschapsbeheer Flevoland. Interview met Wim Puttenstein door Anke van Zwoll op 8 maart 2013.