Het begin van de grote razzia in november 1944

"Zeven uur ‘s ochtends. Ineens trappen ze onze deur binnen. Hebben we in één keer vijf moffen in onze kamer staan. Zwaarbewapend." Jan van Roeden woonde met zijn familie in kamp Ramspol toen de grote razzia kwam.

Nederlanders SS

Nederlandse vrijwilligers bij de SS (foto Nationaal Archief/Anefo).

In november 1944 kwam de grote razzia. Er was een brand in Ens. Mijn vader was bij de vrijwillige brandweer. Tussen haakjes ‘vrijwillig’ want iedereen moest erbij, maar goed. Hij werd ’s nachts opgehaald om een brand te blussen in de kantine van Ens. Die was waarschijnlijk aangestoken, want een tijdje daarvoor waren er wapens gedropt en die hadden ze daar ergens verborgen. Er was kennelijk al een tip geweest dat er in de polder wat zou gebeuren. Toen mijn vader ’s nachts om vier uur thuiskwam, zegt mijn moeder: "Jan, heb je ook wat gemerkt?" "Nee, ik heb niks gemerkt." Mijn vader merkte nooit wat. Ze zegt: "Ik heb wat gehoord en er is wat aan de hand. Ik weet niet wat, ik voel het." "Nou, ga maar slapen hoor, ik heb niks gezien of gehoord."

Zeven uur ‘s ochtends. Ineens trappen ze onze deur binnen. Hebben we in één keer vijf moffen in onze kamer staan. Zwaarbewapend. Ik lag nog in bed. "Draus! Arbeiten!" Allemaal het bed uit. Ze trokken de kasten open en gooiden alles op de grond. Het was niet alleen bij ons, ook bij de buren. Nou jongen, dat was wat. Maar die jongens naast ons, de ondergrondse van Huize Horra, zaten er al niet meer. Dus die tip was wel gekomen. Dat is waarschijnlijk het lawaai geweest wat mijn moeder heeft gehoord. Mijn vader werd meegenomen naar de dijk. Ik werd door een mof uit bed getrokken en moest me aankleden en bij de familie gaan staan. Ondertussen haalt hij ook mijn kast overhoop. Ik had het niet meer, want ik had het spul wat ik uit het vliegtuig gesloopt had in die kast verstopt. Maar die kerel trekt alles zo ‘boem’ op de grond en die kijkt niet verder.

Nou, vader meegenomen. Ze werden naar de dijk gevoerd. Daar stond al wel een paar honderd man, die waren allemaal opgepakt. De sfeer op de dijk was gespannen. Je hoorde niks. Een hele grote groep zwijgzame opgepakte mannen met daar omheen zwaarbewapende, intimiderende, schreeuwende SS. Ik heb niks tegen Duitsers hoor, maar veel van die SS’ers hadden een vuile verbeten tronie met vaak een groot litteken op hun gezicht. En het opvallende was dat veel van die gasten Nederlands spraken. Dat was tuig, die liquideerden zonder pardon mensen. Veel van die gasten hadden een doodskop op hun pet. Die japen op hun gezicht was kennelijk een bepaalde militaire erecode die men tijdens de opleiding opliep.

Maar die jongens stonden daar. Er werd gezegd: mannen van 45 jaar en ouder hoefden niet mee, die moesten zorgen dat de zaak draaiende bleef. Maar dat was maar een man of vier, vijf op die hele Ramspol. Meer niet. Mijn vader ook. Die werden voor de smederij gezet met een bewaker ervoor. Er werd gezegd: er waren wapens gevonden en daar werden zij verantwoordelijk voor gesteld. Die hebben 'm aardig geknepen. Ik heb dat niet zien gebeuren als kind, maar ik heb het later van mijn vader gehoord. Ik heb wel die mannen op de dijk gezien, maar ik heb mijn vader niet zien staan!

Later is mijn vader met die andere mannen in het kamp in een kamer opgesloten, met een gewapende mof voor de deur. Toen heb ik nog met mijn zusters allemaal dekens uit de barakken in het kamp gehaald om aan die jongens op de dijk te geven. Ze hadden niks bij hun, want ze waren zo van bed getrokken. Mijn moeder was helemaal in paniek. Ik naar huis en m’n moeder zit van "je vader moet wat hebben, die moet eten hebben!" Mijn moeder was flensjes aan het bakken! En die kreeg ik op een bord mee: "Breng dat nou gauw, dan heeft die man wat!" Ik ging zo de dijk op. En om de tien meter stond zo’n smeerlap met zo’n geweer. De eerste kon ik wel voorbij, maar de tweede pakt dat bord van me af en zeilt het zo door de lucht. En ik kon weer naar huis. 

En ik lopen! Ik durfde niet meer. Ik was zo in paniek, jongens, want ik dacht: wat gebeurt er nou straks, want als ze wel bij mij in de kast gaan kijken vinden ze die rotzooi en dan is het einde verhaal! Thuis ben ik direct naar mijn slaapkamer gegaan om de onderdelen die ik uit dat vliegtuig had gesloopt te laten verdwijnen. En ik kijk achter en daar zag ik niemand. Daar hadden we die kavel. Dus ik heb de kruiwagen gepakt, ik die rotzooi in de kruiwagen en mest erop enzo. En toen liep ik zo achter de barak en toen zie ik bij de politie ook weer twee van die goorlappen staan. Ik deed net of er niks aan de hand was en ik ga voor mijn huis de tuin in en ik kiep gewoon de kruiwagen om in de sloot en ik ga weer terug. Mijn moeder zegt: "Wat heb je gedaan?" Ik zeg: "Ik had wat van vliegtuigen in de kast liggen!" Mijn moeder was erg kwaad. Ze zei: "Dat had ons de kop kunnen kosten als ze het gevonden hadden." Maar goed, dat is allemaal gebeurd.

Bron: Batavialand te Lelystad, interview met Jan van Roeden, 19 maart 2014.

Alle rechten voorbehouden