Van plantjongen naar boswachter, een carrière in de polder

Ties Hanssens rolde geleidelijk in zijn werk als boswachter. Met het bos mee groeide ook zijn ervaring en groeide ook de publiekstaak: volwassenen en kinderen voorlichten over het bos.

bomen rooien

Een bosplantsoenrooimachine is bezig in één van de kwekerijen van de Rijksdienst. De machine rooit per uur 10.000 - 13.000 boompjes, 13 maart 1962 (fotocollectie RIJP; J. Potuyt).

Alle rechten voorbehouden

Ik ben in 1955 in het bos komen werken. Ik ben als plantjongen begonnen. Toen was het nog Directie Wieringermeer. En eind 1956 of zo, omstreeks die jaren, toen kwam er een bestedingsbeperking. Dat kon je vergelijken met nu een recessie. Er was heel weinig geld meer voor verscheidene dingen. Er moesten heel veel mensen ontslagen worden en ik was één van de jongsten of eigenlijk de jongste. Ik was één van degenen die er uit moest. Toen heb ik enkele jaren echt van alles gedaan. Wat heb ik niet gedaan… van landarbeider tot trekkerchauffeur, machinist op een bietenlosmachine… eigenlijk van alles wat. Daarna ben ik in militaire dienst gegaan.

Toen ik eruit kwam in 1961 kon ik weer bij staatsbos komen, maar wel op één voorwaarde dat ik een dienstwoning moest betrekken. Nou, daar sta je dan als knaapje van 20, 21 jaar. Nog geen cent op de bank natuurlijk, en dan sta je voor de keuze om een huis te betrekken. Nou, daar zat ik eigenlijk helemaal niet op te wachten. Maar het was een soort driehoeksruil. Er moesten er twee verhuizen voordat ik in die woning kon, maar goed, dat liet allemaal nog enkele jaren op zich wachten. Wat ons beiden heel goed uitkwam, want toen kon je tenminste zorgen dat je toch op een redelijke manier een beetje met een inrichting van een huis kon beginnen.

We hebben toen eerst aan het Schoterpad gewoond en na een paar jaar zijn we in die dienstwoning terechtgekomen aan de Schoterweg. Maar ja, altijd nog als normale bosarbeider. Dat hield in de beginjaren in: ontzettend veel sloten maaien. Boswerk was d’r nog niet zoveel te doen, want het was nog in de groei, in de beginfase. Het bos was pakweg een meter of drie of vier hoog. Dus het was eigenlijk nog in een heel jong stadium. Het enige wat je nog deed was de houtsoorten die het over zouden moeten nemen, een beetje de ruimte geven. Eigenlijk was dat alles, maar voor de rest was het het hele jaar door sloten maaien of greppels uitdiepen. Want je had ook nog last van de vrij hoge waterstand. En door de greppels moest toch het overtollige water afgevoerd worden.

Later, toen het bos groter werd, kwam je wat meer in het werk zelf terecht, in de dunningswerkzaamheden. De afvoer van hout met tractoren. Er werden op een gegeven moment ook paarden gebruikt voor het uitslepen van bomen. En in de jaren zeventig ongeveer kwam de recreatie ook meer op gang. Daarvoor werd er eigenlijk amper aan recreatieve voorzieningen gedaan. Toen kreeg ik de keus om me verder te ontwikkelen in de richting van boswachter. En dat heb ik toen toch aangenomen, hoewel ik alle papieren nog niet daarvoor had. Ik heb eerst nog een driejarige opleiding op de Nederlandse Houthakkeracademie gedaan, waarvoor ik een tweedaags examen in Amsterdam moest afleggen. Via allerlei interne cursussen in onder andere Arnhem ben ik eigenlijk min of meer boswachter geworden.

Bron: Landschapsbeheer Flevoland, interview met Ties Hanssens door Hillie de Jong, 11 januari 2011.

Alle rechten voorbehouden