Onderzoek, de basis van het Zuiderzeeproject

Chris de Koning, jarenlang medewerker van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, meent dat onderzoek aan de basis ligt van het succes van het Zuiderzeeproject. Cornelis Lely is daar al in de 19de eeuw mee begonnen.

karteren sloot

Voor het karteren werd in sloten het slootprofiel onderzocht. Hier is karteerder De Haan bezig in de Noordoostpolder, 1956 (Fotocollectie RIJP, J. van der Laan)

Alle rechten voorbehouden

[A]ls je tegenwoordig iets zegt, komt meteen de vraag op: waar is dat op gebaseerd? En dan kom ik met het grondprincipe van het Zuiderzeeproject, waar Lely al mee is begonnen: eerst onderzoek doen. Lely heeft de bodemgesteldheid in kaart gebracht. Dat vind ik eigenlijk heel grappig. Als je erover nadenkt is het volstrekt normaal, maar in zijn tijd was dat helemaal niet zo. Hij heeft het hele Zuiderzeegebied en een stukje Waddenzee laten karteren, weliswaar met een maaswijdte van een kilometer, want anders was het niet te doen. Op die basis heeft hij vastgesteld waar de dijktracés moesten komen.

Smeding heeft dit werkprincipe overgenomen. Ik sta even stil bij het feit dat de Wieringermeer uit zout water ontgonnen moest worden. Daar hadden we absoluut geen ervaring mee. Hoe kun je uit zoute grond goede landbouwgrond maken? Daar is de Andijker proefpolder uit voortgekomen. Dat is later ook voortgezet, bijvoorbeeld in proefveldjes met gewassen. Dat soort zaken is in het landbouwgedeelte van het Zuiderzeeproject heel uitvoerig gedaan. Zodra meer accent kwam op de woonkernen - hoe doe je dat en hoe gaat dat verder ontwikkeld worden - is er ook in de sociaaleconomische sfeer geleidelijk aan onderzoek gedaan. Toen ik onze dienst moest opheffen, hadden wij 1.100 man. Ik zei:

“Zoek nu eens uit hoeveel mensen met onderzoek te maken hebben gehad.”

Dat bleek een kwart te zijn! Niet allemaal full-time, maar wel in toegepaste zin.

Bron: Batavialand te Lelystad, Project Genootschap Flevo, Interview met J.C. de Koning, 12 februari 2013.

Alle rechten voorbehouden