Vreemd was de wijze waarop op Urk de was werd opgehangen

Debora de Visser, die in 1952 als kraamverzorgster naar de Noordoostpolder kwam, werkte ook op Urk:

vuurtoren

De vuurtoren van Urk in 1986 (foto Huizinga, collectie RIJP).

Alle rechten voorbehouden

Ik kwam bij een Urker gezin en dat was in de winter. Het was een heel gezin, het was een timmerman en die hadden een meisje, ik denk een dienstbode en die hielp ook met de was. Ik zeg: "Waar is de waslijn?" "Oh," zei ze, "ik help je wel even." Maar ik zag nergens een waslijn. Toen kwam er een dik touw en dat bond ze van de ene boom naar een paal. Ik dacht: "Wat moet ze moet dat touw?" En daar stroopte ze het wasgoed binnen. Tjonge, jonge, want ik zag geen knijpers, ik dacht: "Het zal mij benieuwen of zij die was aan de waslijn krijgt." Maar hij kwam er in.

Maar ’s avonds eruit was moeilijk, want toen was het bevroren. Dat was helemaal nieuw. Maar wat er ook nieuw was. Want die hadden een grote kelder onder het huis en die gebruikten ze ook als kapstok voor de kinderen. Maar, op een morgen – die kinderen waren naar school – en ik moest in de kelder zijn, maar die zat dicht. Hoe kan dat nou, ik er aan trekken, en trekken. Oh, maar die hadden ze dicht gespijkerd, de kinders. Nou ja, die kinders liepen altijd met spijkers, de aanrechtkastjes zaten vol met gaten. Die spijkerden ze geregeld dicht. En dan was er zo’n kleintje, en die zat in de kinderstoel. Nou en die moest dan in de kinderstoel blijven dan gaven ze die een handje vol met spijkers en een hamertje. Ik had nog nooit zoiets beleefd. Ik had nog nooit zoiets beleefd. Het aanrechtkastje. Het was hun speelgoed. Dat waren hun gewend en dan werd die timmerman, die knecht die werd dan geroepen en die kwam dan met een nijptang en die maakte het weer open.

Bron: Landschapsbeheer Flevoland, Interview van Thea Wiersma met Debora de Visser, 13 mei 2007.

Alle rechten voorbehouden