Herstel van landbouwdrainage in Estland

Deel I: 1995-1998

Dit verhaal beslaat de periode van maart 1995 tot en met april 2000 en is in verband hiermee langer dan mijn eerdere verhalen. Vandaar dat het in tweeën is gedeeld. Het gaat ook niet zozeer over polders, maar meer over herstel van het waterbeheer. Het heeft betrekking op het herstel van landbouwdrainage na het herkrijgen van de onafhankelijkheid van Estland in 1991. Om de omstandigheden op het platteland te verbeteren had Estland een lening bij de Wereldbank aangevraagd.

Opgeschoonde kavelsloot met duiker

Opgeschoonde kavelsloot met duiker.

Alle rechten voorbehouden

Omdat een en ander nogal moeizaam verliep werd mij gevraagd of ik eens kon kijken of er niet wat schot in de zaak kon worden gebracht. In maart 1995 bracht ik samen met een medewerker van UNESCO-IHE mijn eerste bezoek. Kernvraag was om te adviseren betreffende het weer op gang brengen van de drainage- en waterafvoersystemen. Hierbij ging het niet alleen om de techniek, maar vooral ook om de organisatie, de rol van de boeren en de instanties, de kosten en de baten.

Ik had in die tijd verschillende van dat soort missies gedaan, waarbij het altijd de kunst was om er in korte tijd achter te komen wat er precies aan de hand was. In dit geval kreeg ik al snel de indruk dat de Esten precies wisten wat ze wilden, maar dat dit nogal afweek van wat de consultants van de Wereldbank adviseerden. Allereerst ging het erom dat de gronden die in de Sovjet-Unie-periode als landbouwcoöperaties (kolchoz en sovchoz) waren geëxploiteerd op een of andere manier moesten worden teruggegeven aan de kleinkinderen van de oorspronkelijke eigenaren. Estland had hiervoor een duidelijke aanpak met verschillende mogelijkheden. Ten tijde van mijn bezoek was toen al – vier jaar na de onafhankelijkheid - 11% van het land op deze wijze gerestitueerd, wat door de consultants als te traag werd beschouwd en ik een enorme prestatie vond. Bovendien wilde men in Estland wat het waterbeheer betrof de zaak alleen maar weer aan de gang krijgen en pas in een tweede ronde, als alles weer liep verbeteringen aanbrengen.

Ik heb toen na nauw overleg met mijn Estse counterparts eigenlijk alleen maar opgeschreven wat ze zelf wilden en een begroting voor ze gemaakt. Dit plan druiste nogal in tegen de veel geavanceerdere ideeën die bij de consultants van de Wereldbank leefden inzake de beste aanpak. Ons plan is toen echter toch door de Wereldbank overgenomen en uiteindelijk is het project in het najaar van 1996 van start gegaan. De Esten hebben daarop verzocht of ik twee keer per jaar, gedurende de twee jaren van het project, een week langs kon komen om de zaken op hoofdlijnen door te nemen en te adviseren in verband met mogelijke aanpassingen. Ik voelde mij vereerd en heb ja gezegd. Ik heb dit mede gedaan omdat ik de ontwikkelingen interessant vond en de Esten op mij een zeer positieve indruk hadden gemaakt. Uiteindelijk is er nog een tweede fase en een ander project aan toegevoegd en ben ik vier jaar lang twee keer per jaar langs geweest.

Ik werkte altijd met het hoofd en de twee medewerkers van de Amelioration Unit, en met de regionale vertegenwoordigers in de verschillende gebieden. Je kunt zeggen de groep binnen het Ministerie van Landbouw, die verantwoordelijk was voor de plattelandsontwikkeling. Daarbij werden we altijd vergezeld door een uitstekende tolk, die ook inhoudelijk goed op de hoogte was, wat zeer goed werkte. Tijdens elke missie bracht ik ook een bezoek aan het hoofd van het kadaster, die het landeigendom voor heel Estland – ongeveer 1,5 miljoen inwoners - bijhield. Ik besprak elke keer met hem de voortgang van de restitutie van het landeigendom.

Ik kwam doorgaans in de loop van zondag aan en startte maandag met het opvragen van allerlei gegevens, het doornemen van de stand van zaken van het project, het bespreken van mijn programma en de nodige beleefdheidsbezoekjes bij het Ministerie van Landbouw en het regionale Wereldbank-kantoor. Het project startte met het opknappen van 15 gebieden – elk ongeveer duizend hectare - waarvoor we vele intensieve discussies hadden gevoerd om ze opgestart te krijgen. Tijdens mijn tweede bezoek bleken ze inmiddels allemaal in uitvoering te zijn, en voor 20 nieuwe gebieden werden inmiddels ontwerpen gemaakt. Ik wilde graag een voorlopig overzicht in mijn rapport opnemen. Men beloofde mij, dat ik vrijdag alle gegevens zou hebben. En zeker in Estland geldt afspraak is afspraak, dus ik hoefde er niet bezorgd over te zijn, of ik ze inderdaad zou krijgen.

De volgende dag gingen we op veldbezoek om verschillende projecten in uitvoering en in voorbereiding te bekijken. Wij bekeken samen met enkele mensen van de lokale staf, de voorzitter van de Land and Water Association (LWA), de ontwerper en de aannemer, een project in uitvoering. Het zag er redelijk uit, maar ook niet indrukwekkend. We bekeken ook een gebied waarvoor op dat moment het ontwerp werd gemaakt en gingen vervolgens naar een van de eerste gebieden waar in 1996 het drainage- en waterafvoersysteem was opgeknapt. We bezochten het gebied, wederom samen met lokale staf, de voorzitter van de LWA, de ontwerper en de aannemer. Alles stond er goed bij en het verhaal was dat alles zeer goed gewerkt had en iedereen gelukkig was.

Op een stil paadje wordt onverwacht inderdaad het bewijs geleverd. Wij staan te kijken naar een stukje oever waar tijdens een zware regenbui, net na de aanleg, een stuk van de oever was geërodeerd, als in de dichte stofwolk een gloednieuwe New Holland combine komt aanrijden om de oogst te doen. De boer blijkt hem geleased te hebben en stelt hem op om te beginnen. Na enige ogenblikken geeft hij vol gas en na vijf meter staat hij weer stil. De man klimt gewapend met het gebruikershandboek naar buiten en verdwijnt voor enige tijd onder de combine. Hij verschijnt weer en start opnieuw. Hij heeft het kennelijk voor elkaar, want hij blijft nu doorrijden. Er verschijnt een tweede stofwolk, ditmaal een Ford Sierra. Er zitten twee jonge boeren in gewapend met een mobieltje (wie overigens had in die tijd zo’n ding nog niet in Estland). Zij komen uit een naburig dorp en hadden gehoord, dat hier een nieuwe combine bezig zou zijn. Ze denken er ook over om er een te leasen en komen kijken hoe het gaat. Voldaan over dit excursie-element gaan wij weer naar het volgende punt.

Bij alle bezoeken is een overeenkomstig programma gevolgd. Tijdens mijn voorlopig laatste bezoek wordt het stationsgebouw van het vliegveld van Tallinn volledig gerenoveerd, zodat we in een aluminium loods door de douane moeten. Voor mij weer een duidelijk signaal hoe voortvarend dit land zijn zaakjes aanpakt. Maandagochtend met een taxi naar het Ministerie van Landbouw in de oude binnenstad gereden. Ik wist dat mijn Estse counterpart tot 11 uur vergaderingen had, maar wist ook, dat ik dan van zijn medewerker en secretaresse de nodige Excel-files kon kopiëren, zodat ik die alvast in mijn rapport had. Maandagochtend om 11 uur heb ik derhalve al het merendeel van de benodigde gegevens in mijn rapport gekopieerd. Bij welke missie lukt dit nog meer?

Mijn Estse counterpart komt inderdaad om ongeveer 11 uur de kamer binnen en er gebeurt iets nieuws. Hij vraagt of we in de kantine een kop koffie zullen gaan drinken. Bij alle vorige missies had ik op kantoor nog nooit iets te drinken gehad. Ze namen dit zelf ook niet. Het land ging dus vooruit, we nemen in de kantine een koffie en praten het programma voor deze missie door. Het project loopt goed, maar in Estland gaat het slecht. Het heeft de hele zomer geregend, de export naar Rusland is ingestort en de Europese Unie dumpt goedkope landbouwproducten. Hoe moet je dan als Estse boer nog overleven? Toch schijnen er velen te zijn die het hoofd boven water weten te houden, hoewel er ook de nodige faillissementen zijn. Dit land wordt Westers. Ik krijg een tabel waarin stond hoeveel onderhoud er was gepleegd in de opgeknapte gebieden. Ik vraag voorzichtig of dit onderhoud inderdaad door de boeren zelf is verricht, want in de meeste ‘ontwikkelingslanden’ laat dit vaak te wensen over. Mij wordt tot mijn voldoening gemeld dat dit inderdaad het geval is, maar dat het veel moeite heeft gekost om de boeren zover te krijgen.

De man van het Milieu Ministerie komt om mij te spreken. Zij moeten de projectvoorstellen screenen op hun milieuaspecten. Ook doen zij een studie naar andere gebruiksmogelijkheden voor landbouwgronden. Ze hebben nogal moeite gehad om alles op gang te krijgen, maar hebben nu toch vijf consultants aan de gang om al het werk te doen. Hij toont mij een aantal screeningrapporten. Ze hebben het afgelopen half jaar hun achterstand volledig ingelopen en hebben inmiddels alle projecten en projectvoorstellen gescreend. Dit heeft geleid tot niet doorgaan van zes projecten en aanpassingen in zo’n tien andere projecten. Het systeem werkt dus. De studie naar andere gebruiksmogelijkheden voor landbouwgronden loopt nog wel een jaar, maar er is inmiddels een interim-rapport waarvan ze mij de samenvatting zullen sturen.

Samen met mijn Estse counterpart bezoek ik het kantoor van de Wereldbank. De Wereldbank wil de lening graag laten opvolgen door een tweede fase, omdat het project naar hun maatstaven zeer goed loopt. Ik ga naar de oude stad om wat te eten. Veel gebouwen in de oude stad zijn de afgelopen maanden gerestaureerd. Als ze in dit tempo doorgaan hebben ze in zo’n vijf jaar de hele oude stad opgeknapt en is dit een van de mooiste oude binnensteden van Europa. Ik loop er weer met plezier doorheen, eet in een van de goede restaurants en wandel terug naar mijn hotel.

De restauratiekoorts heeft in Estland fors toegeslagen. Ook op onze tweedaagse veldbezoek waren de verbouwingen niet van de lucht. Zo waren de Amelioration-bureaus die we bezochten alle wel ergens verbouwd en konden we in het gemeentehuis van Tartu een vergaderzaaltje vinden dat net gerenoveerd was. De rest van het gebouw stond vol met ladders, cementzakken, verfblikken, enzovoort en er werd druk getimmerd en geschilderd. In het gebouw waar de Wereldbank kantoor hield werden de liften en gangen gerenoveerd. Zelfs de straat voor het Ministerie van Landbouw was ineens opengebroken omdat er kennelijk iets vervangen moest worden. Alle torens op de muur rond de oude stad werden van nieuwe dakpannen voorzien en veel straten in de oude stad lagen open vanwege allerlei vervangingen. Veel huizen stonden in de steigers om de gevel opnieuw te pleisteren. Voorts werd er heftig geklaagd dat het zo slecht ging. Ik was hier niet zo van onder de indruk, want zelden had ik zoveel activiteit gezien.

De voorlopig laatste field trip was een schitterende ervaring. Deze keer hadden we vooral gebieden bezocht waar de drains, sloten en kanalen in 1997 waren opgeknapt. Dit was het eerste jaar dat de boeren zelf het onderhoud moesten doen. Het resultaat was werkelijk verbluffend. Tot in de verste uithoeken was alles keurig gemaaid en schoongemaakt. Klaar voor de winter. Bij elk gebied, en we hebben er zo’n zes bezocht, stond keurig ergens langs de weg de voorzitter van de LWA gewapend met de nodige kaarten op ons te wachten en werden we keurig naar de door ons aangegeven plaatsen gereden. Er mankeerde werkelijk niets, en dat in een land waar door het instorten van de Russische markt de verkoopprijzen voor landbouwproducten ongeveer gehalveerd waren. Voor mij soms onbegrijpelijk, maar ze hadden het voor elkaar.

Alle rechten voorbehouden

Media