“Eigenlijk kun je het geen bergen noemen”

Eerste vliegtuigbergingen in de IJsselmeerpolders

De bergingen die in de jaren zestig en zeventig in de IJsselmeerpolders door de Bergingsdienst van de Koninklijke Luchtmacht werd uitgevoerd verliepen snel en naar de huidige maatstaven nogal primitief. Hetzelfde geldt voor de identificatie van de bemanningsleden; moderne DNA-technieken waren er toen nog niet. Ivo de Jong, voorzitter van de Studiegroep Luchtoorlog 1939-1945, zegt:

B-24 cockpit

Bij de berging van de Amerikaanse B-24H Liberator in de Oostvaardersplassen in 1975 werd rondom de cockpit een damwand geslagen. Via een geïmproviseerd pontje werden de bergers vanaf de dijk naar hun werkplek vervoerd (bron: Batavialand, collectie G.J. Zwanenburg).

Alle rechten voorbehouden

Defensie is zich er mee gaan bemoeien in de jaren zestig, toen de IJsselmeerpolders droog vielen. Dat is ook natuurlijk een beetje een definitiekwestie, maar je kunt dat eigenlijk geen vliegtuigbergingen noemen. Eigenlijk was het gewoon schroot ophalen. Er is een aantal toestellen waarbij ze een echte effort hebben gedaan. Eigenlijk weet ik er maar één, en dat is die B-24 [in 1975 geborgen in de Oostvaardersplassen, red]. Dat is eigenlijk de enig echte berging die ik me kan heugen. En de rest (als ik even heel oneerbiedig ben): de polder viel droog, er kwamen vliegtuigdelen boven water die op de bodem van het IJsselmeer lagen. Dan werd zo snel mogelijk Defensie erbij gehaald, onder het motto “Kom die rotzooi opruimen” – even kort door de bocht gezegd. Dan werd het schroot opgeladen en eventuele munitie werd veilig gesteld. Mochten er stoffelijke resten worden gevonden, dan werden die ook veilig gesteld. En dat was het dan ook.

Er is er een aantal toestellen waarvan ik weet dat er stoffelijke resten in gevonden zijn. Maar bij de Engelsen is er in ieder geval een aantal als onbekenden begraven, en dat zou ons nu niet meer overkomen. Ik denk dat we die nu met DNA zouden proberen alsnog te identificeren. Maar in de jaren zestig en zeventig was daar nog geen sprake van. Dat is met name een probleem bij de Engelsen omdat zij hele slechte herkenningsplaatjes hadden. Bij de Amerikanen kom je nog iets verder, want zij hadden betere herkenningsplaatjes, maar bij de Engelsen was het heel erg moeilijk.

Er werd ook beperkt gedocumenteerd; het echt gedetailleerd vastleggen van wat waar gevonden werd, dat was er natuurlijk niet bij. Dat vind ik eigenlijk de essentie van wat we nu doen. Het wordt heel zorgvuldig gedaan. We bekijken elk wrakstukje van onder tot boven goed na om te bekijken of er nog serienummers op staan of wat ook. Het ging toen allemaal wat grofstoffelijker. Ze hadden ook meer haast. Zo’n berging werd in één of twee dagen gedaan. Er werd ook nauwelijks meer aanvullend gegraven; er werd vooral opgeraapt wat er al op de grond, dus op de bodem van het IJsselmeer, lag. Daar bleef het ook wel een beetje bij. Maar of je dat nu echt vliegtuigbergingen moet noemen? De wrakresten werden geruimd. ‘Vliegtuigruimingen’ zou je het kunnen noemen.

Bron: Erfgoedpark Batavialand te Lelystad, Project Short Stirling, Interview met Ivo de Jong, 18 januari 2021.

Alle rechten voorbehouden