“Als je nog eens een interessant onderwerp zoekt…”

De totstandkoming van het Nationaal Programma Kansrijke Bergingen

De Studiegroep Luchtoorlog 1939-1945 kwam op een gegeven moment tot de conclusie dat er in de Nederlandse bodem (inclusief het IJsselmeer) nog dertig tot vijftig vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog aanwezig zijn waarin men redelijkerwijs resten van vermiste bemanningsleden kon verwachten. Voorzitter Ivo de Jong:

begraven bemanning lancaster

Begrafenis van de resten van twee bemanningsleden van de Avro Lancaster ED706 van No 57 Squadron van de RAF. Dit toestel nam in de nacht van 30 mei op 1 juli 1943 deel aan een aanval op Essen, maar werd onderweg geraakt door Duits afweergeschut dat aan de Nederlandse kust stond opgesteld. Het toestel kwam ten noorden van Muiderberg neer in het IJsselmeer. Alle bemanningsleden raken vermist. Het toestel wordt in 1978 bij graafwerkzaamheden in Zuidelijk Flevoland gevonden en in september geborgen door de Bergingsdienst van de Koninklijke Luchtmacht. Hierbij worden de stoffelijke resten van twee bemanningsleden aangetroffen, die echter niet kunnen worden geïdentificeerd. Zij krijgen een naamloos graf op de Canadian War Cemetery in Groesbeek (bron: Batavialand, collectie G. Zwanenburg).

Alle rechten voorbehouden

Nou, toen hebben we gezegd: “Dertig tot vijftig?” Het idee was altijd dat het honderden vliegtuigwrakken zouden zijn. Het leek een enorm probleem. Vandaar dat de overheid de portemonnee niet wilde trekken. Maar ja, als je het nu over dertig vliegtuigwrakken hebt…

Toen hebben we bekeken wat een vliegtuigberging nu eigenlijk kost. Nou, een gemiddelde vliegtuigberging hebben we geschat op een half miljoen. Elke berging is uniek, dus we hebben een gemiddelde genomen. En laten we er nu eens van uitgaan dat je er drie per jaar doet. Nou, dan geef je dus 1,5 miljoen op jaarbasis uit aan vliegtuigbergingen. En dat op de complete Rijksbegroting. Dan ben je van al die discussies af. Je zegt gewoon als Rijk:

“Weet je wat, ik ga die dertig vliegtuigwrakken opruimen. Ik ga de vermisten opsporen. Dat kost me 1,5 miljoen per jaar op zijn hoogst. En als ik dat Nationaal Programma niet had gehad, had ik daar toch al zeventig procent van moeten betalen.”

De extra bijdrage is helemaal niet zo groot, maar het is net dat extra zetje dat die gemeenten nodig kunnen hebben om overstag te gaan.

Dat idee hebben we gelanceerd in een documentaire, ‘Liever dood dan vermist’ van Frenk van der Linden en Gisèla Mallant. Die had ik – dat was toeval – geholpen met een documentaire over het bombardement op Auschwitz. Ik stond op de premièreavond met Gisèla te praten en zei:

“Nou, als je ooit nog eens een interessant onderwerp voor een documentaire zoekt, dan weet ik er nog wel één.”

En zo is Gisèla aan dat onderwerp gekomen, samen met Frenk.

Zij hebben dus die documentaire gemaakt. Toen gebeurde datgene dat we gehoopt had wat er ging gebeuren: er werden Kamervragen gesteld. Die werden natuurlijk door BZK [Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, red.] wat afhoudend beantwoord, zoals dat hoort bij de overheid. Toen hebben we een motie in de Kamer gekregen waarin de Tweede Kamer de regering opriep om toch maar gewoon die dertig vliegtuigwrakken op te ruimen, in een bescheiden tempo. Die motie is aangenomen door de minister van Binnenlandse Zaken en dat is het Nationaal Programma geworden.

Bron: Erfgoedpark Batavialand te Lelystad, Project Short Stirling, Interview met Ivo de Jong, 18 januari 2021.

Alle rechten voorbehouden