Kollen op Urk

1 geïnteresseerde

Vroeger werden op Urk pedagogisch minder verantwoorde methodes gebruikt om ongehoorzame kinderen in het gareel te krijgen. Fem Zwaan-Van den Berg en Trijntje Oost-Bakker vertellen:

Marie van Sijtjen (Woort) en Grietje van Urk (links) op een Pinkstermaandag op de stenen bij het dammetje, jaren vijftig

Marie van Sijtjen (Woort) en Grietje van Urk (links) op een Pinkstermaandag op de stenen bij het dammetje, jaren vijftig (privécollectie Fem Zwaan-Van den Berg)

Alle rechten voorbehouden

Trijntje: Dat verhaal van de Ommelebommelestien werd ons ook wijsgemaakt, ja hoor. Ons werd verteld: daar komen de kinderen weg. Dat geloofde je. In het begin geloofde je dat natuurlijk. Je gelooft toch je vader en je moeder.
Fem: Maar ja, ze zijn nu mondiger he. Nu weten ze voor de tijd of het een zusje of een broertje wordt.
Trijntje: Vroeger had je het over kollen. Dat waren vrouwen, waarvan ze zeiden: als je díe tegenkomt vanavond, gebeurt er wat. En toevallig had mijn bèbe een zuster en ze dachten dat die dat deed. Ja, echt. En dan zeiden ze: ’s avonds mag je niet bij haar deur langs, want dan gebeuren er rare dingen. Dat geloofden ze heilig hoor. Of als er toevallig bij haar een zwarte kat voor de deur zat: zie je wel, daar doen ze het! Zulke verhalen had je vroeger. Die heb ik ook zo gehoord.
Fem: Dat was allemaal voordat je elektriciteit kreeg, hè, een beetje voor onze tijd. Dan was alles donker. Als je die koeien zag, gebeurde er ook altijd wat. Dan wisten ze niet meer dat het koeien waren en dan hadden ze wat gezien in het donker.

Trijntje: Vroeger werd je bang gemaakt. Ik wilde dat met mijn eigen kinderen nooit doen. Ik at vroeger zo slecht. We hadden in de kamer zo’n kast en daar zat een opening onder. En dan zei mijn moeder: "Als je het niet opeet, komt er een ijzeren hand onder uit die kast en die pakt je." Dus ik was verschrikkelijk bang. En mijn vader viste op het IJsselmeer. Zondagavond om twaalf uur gingen ze weg. Mijn moeder bracht hem dan vaak weg. En ik hoorde dat ze weggingen en ik dacht meteen aan die ijzeren hand, maar de deur zat op slot. Ik kon er natuurlijk niet uit. En toen heb ik met een klein poppestoeltje het raam aan de achterkant ingeslagen en toen ben ik door dat raam heen geklommen, naar de haven toe. Ik had in glas getrapt natuurlijk. En mn moeder was in alle staten. Mijn vader zei: "Je brengt mij dus nooit meer ’s avonds weg. Je blijft thuis." Ik was gewoon bang, maar dat was hun eigen schuld. Dat weet ik nog heel goed.

Bron: Batavialand te Lelystad, project Verhalen Vissen, interview met Fem Zwaan-Van den Berg en Trijntje Oost-Bakker, 14 oktober 2011.

Alle rechten voorbehouden