De watersnoodramp dl. 4: Vluchten met de vrachtwagen

"Moeten wij je moeder nog redden?"

Kees Bolle maakte als kind de Watersnood van 1953 mee. Het grootste deel van zijn familie wist ternauwernood te ontkomen:

Watersnood 1953 evacuatie.jpg

Bij de reddingsacties zijn Franse pontonniers behulpzaam. Ze begaven zich in amfibische voertuigen naar de geïsoleerde gebieden van Tholen voor het ophalen van evacués, zoals hier bij Halsteren, 3 februari 1953 (foto Harry Pot, Nationaal Archief/Anefo).

Een groepje mannen kwam langs; ze gingen bij de dijk kijken. Even later kwamen ze terug rennen en riepen dat het fout ging. Wij met de hele familie op de vrachtwagen gekropen, mijn oom aan ’t stuur, mijn hoogzwangere tante, mijn zusje en ik zaten in de cabine en de rest achter op de open laadbak. De schuifdeur kon ik als achtjarige niet open krijgen. Toen vader aanzette om hem open te schuiven sloeg de deur door de kracht van het water tegen de ander deurpost aan. Het water kolkte door de straat en zoog de stalen platen van de rioleringsputten. Recht voor de werkplaats lag zo’n put. Oom belandde er met een voorwiel in wat een moment van uiterste spanning opleverde. Een geluk was dat het dorp op een oude terp lag, waardoor het water eerst naar de lager gelegen straten stroomde.
Iedereen zat inmiddels op de auto behalve mijn opa. Die was nog druk doende om zijn rieten koffertjes met een riem dicht te binden, en was zich van geen gevaar bewust. Vader vloog naar binnen, greep de koffers en dreef opa, die ook nog alle deuren op slot had willen draaien voor zich uit. Buitengekomen gooide hij de koffers in de bak, slingerde opa op de wagen, sprong er zelf achteraan, gaf een klap op het cabinedak en daar gingen we. [...]

Toen wij de straat doorreden dreven voor ons melkbussen. Aangekomen bij de grote pastorie aan de andere kant van het dorp waar verschillende mensen heen waren gevlucht stopten we. Ieder die dit wilde kon ‘aan boord’ klimmen. Verderop, aan de rand van het dorp, liep een zanddreef naar het ‘spulletje’ van mijn opa van vaders kant. Mijn oom stopte en riep door het raampje naar mijn vader: "Tinus moeten wij je moeder nog redden?" Mijn vader riep echter: "Ziet dat je hier weg komt." Als hij toen ja had gezegd, wat naar mijn idee een heel menselijke reactie was geweest, zouden wij allemaal verdronken zijn. Verder was het hele gebeuren voor mij in die tijd een spannende avonturenroman, waarin ik zelfs geen natte voeten heb gehad. Erg opwindend allemaal, alleen die melkbus in de hoek achter een opgehangen deken was toch wel even wennen.

Pas later besef je wat zich daar toen heeft afgespeeld.

Bron: Ingezonden verhaal van Kees Bolle. Eerder gepubliceerd in: Gerrit van Hezel en Aaldert Pol, De Flevolandse Geschiedenis in meer dan 110 verhalen (Amsterdam 2005).

Alle rechten voorbehouden