Altijd wat te beleven in kamp Schokland

1 geïnteresseerde

De kinderen van kampbeheerder Appels hadden een fijne jeugd in kamp Schokland. Bij het ophalen van herinneringen klinkt het ene na het andere lachsalvo!

Het gezin Appels in kamp Schokland.

Het gezin Appels, ca. 1948. Bovenste rij: moeder Appels, kampbeheerder Appels en oudste dochter Lofa. Onderste rij: een logeetje (Nelly), zoon Peter, dochter Martha en dochter Lien (privécollectie familie Appels, gemeente Noordoostpolder).

Alle rechten voorbehouden

Wij gingen vroeger altijd met de bus naar school. Mijn vader had nog een scheepstoeter. Die was voor de mannen in de schuilketen op de landerijen. Het bushokje bij ons was ook zo’n schuilkeet. Dat stond aan de weg en daar stopte de bus ook. Als het heel erg koud was, vond mijn vader het sneu dat wij daar moesten zitten wachten. Maar je zag in de verte de bus al aankomen, dus dan ging mijn vader bij de weg staan. En als die bus eraan kwam, toeterde hij met de scheepstoeter waarmee hij ook toeterde als de mensen het eten op konden halen. En toen was het een keer zo aan het vriezen dat zijn lippen aan die toeter vastzaten, haha! Hij zag dan helemaal verkreukeld van de kou. Als die toeter ging, wisten wij: nu moeten we naar dat bushokje toe.

Er lag ook een politieagent bij ons op het kamp. Hij had een lichtbol in zijn kastje liggen voor de schepen, als ze in nood zijn. Hij kon heel goed met mijn vader opschieten, want papa had natuurlijk allerlei verhalen over vroeger, van aan boord. Hij was zijn kastje aan het opruimen en toen hing hij dat ding aan de waslijn van mijn moeder. Maar de waslijn was vlak tegenover de keuken en de kamer waar we vaak zaten. En we hadden nog van die paardendekengordijnen, van die zware gordijnen, na de oorlog. Ineens zag moeder een heel groot vuur. Mijn vader deed altijd even een slapie na het eten. Mijn moeder riep "Brand! Brand!" Mijn vader werd wakker en die stoof naar buiten! Hij zag die lichtkogel hangen en toen dacht hij gelijk aan die politieagent. Die hoorde mijn vader tekeergaan. Die vloog de kamer uit en papa zag zijn pet liggen op de tafel en zei:

"Het is maar goed dat hij me niet onder handen was gekomen!"

Als je papa uit zijn slaap haalde was hij altijd kwaad, haha!

Er was ook een kantoorklerk, die zei: "Ik lust alles." Mijn vader maakte altijd allerlei soorten gebak. Hij kookte en bakte ook voor de dokter in Ens. Krentenbrood voor de Kerst en soezen en hazen maakte hij klaar. Toen had mijn vader een keer gebak klaargemaakt en daar had hij sambal oelek in gedaan. Hij dacht: ik zal je wel krijgen. En die man nam een hap en hij vertrok geen spier. Hij deed net alsof er niks aan de hand was, haha!

Papa kookte ook voor de dokters. En er was altijd één dokter bij die had het grootste verhaal. Toen hebben ze met elkaar afgesproken: als hij nu weer met zo’n groot verhaal komt, want ze geloofden dat hele verhaal nooit, dan zou niemand lachen. Alleen maar zo kijken. Toen is die afgedropen, haha! Mijn vader had altijd streken, maar dat hadden ze aan boord van het schip natuurlijk ook en daar had hij altijd hele verhalen over. Hij kon heel goed vertellen, met handen en voeten.

Bronvermelding: Gemeente Noordoostpolder, interview met de kinderen Martha, Lien en Peter van Geerlof en Johanna Appels, 12 november 2013

Alle rechten voorbehouden