En dan kom je in de Noordoostpolder: vreselijk!

1 geïnteresseerde

Na twaalf jaar pionieren en opbouwen op Rozenburg hadden mevrouw Keur en haar man het bedrijf aardig op orde. En toen moesten ze wijken voor havens en industrie. Het werd de Noordoostpolder.

Maaien

Maaien in de Noordoostpolder (Nationaal Archief/Anefo).

Toen is er aan de oostkant van Rozenburg al land genomen dat werd het Botlekplan en toen werden we een beetje bang en mijn man ging naar de rentmeester van de Domeinen en die zei "niks aan de hand, ga maar rustig door, er gebeurt niks bij jullie", maar al na een maand moesten we naar Rotterdam komen in hotel Engels en daar kregen we te horen dat we à la minute weg moesten en hadden we weer de keus "ja of nee" naar de Noordoostpolder. Mijn man had sowieso al graag naar de Noordoostpolder gewild en we hebben dus ja gezegd.

Vergoeding was er niet bij. Ik heb nu pas gehoord dat men denkt dat we met een bom duiten zijn weggegaan, maar dat kan niet want je gaat van domeinen naar domeinen, de oppervlakte was hetzelfde. We hebben wel de onkosten vergoed gekregen van de net aangelegde tuin en de verhuizing. Goed, eerst zijn er zeven vrachtwagens met machines en alles weggegaan en toen wij in de auto met de poes op schoot. 5 juni 1958, ik zal het ook nooit vergeten. Dat is het begin geweest.

Dan kom je in de Noordoostpolder en dan: vreselijk! Voor mij, mijn man niet hoor, die heeft daar nooit moeite mee gehad, want die ging gewoon weer opbouwen. Voor de zoveelste keer weer beginnen, weer alles nieuw, dit land leren kennen, grond leren kennen. Het eerste jaar kon ik wel janken: zo kaal, zo rommelig. ‘ k Had net een nieuwe tuin die goed was. Ik had alles voor de kinderen daar: speelgoed, de schommel, de wip, zandbak, noem maar op. Alles moest opnieuw.

Het zogenaamde dorp: er was een slager, een echte slager en een echte bakker die ook daar bakte en de kapper zou komen en verder was er nog niks. Er was geen café, moest allemaal nog komen. Het landschap: weinig bomen nog. Die bomen waren er wel, maar nog zo kort, zo laag. Geen fietspaden natuurlijk. Allemaal lange, strakke wegen. Ik heb dat jaar dikwijls gezegd: "Jaap, alsjeblieft, laten we hier even weg gaan. Even naar de Veluwe, even hier uit." De kinderen hebben daar ook last van gehad. De juffrouw van de school kwam: "Weet u wel dat uw dochter heel de dag zit te huilen?" Ik zeg: "Nee, dat weet ik niet, want dat heeft ze niet laten merken." Die hebben daar dus ongetwijfeld last van gehad. Ik heb daar niet over gepraat. Ik vond het niet nodig om dat allemaal van mijn kant ook nog eens op te leggen. We zijn er allemaal overheen gekomen. We zouden hier nu niet meer weg willen.

Bron: Landschapsbeheer Flevoland, interview van Irene Haalboom met mevrouw Maria Keur-De Jong, 20 oktober 2010.

Alle rechten voorbehouden