Waterbeheer in het stroomgebied van de Indus in Pakistan

De Indus ontspringt in het westen van Tibet en stroomt door het noorden van India naar Pakistan, waar de rivier uiteindelijk uitmondt in de Arabische Zee. In de rivier en de zijtakken ervan zijn verschillende dammen gebouwd, vooral voor waterkracht en irrigatie. Eigenlijk is landbouw in Pakistan alleen maar mogelijk met irrigatie. De Indus is dus van essentieel belang voor het land.

Afvoerkanaal door de boer geblokkeerd met zandzakken

Door een boer met zandzakken geblokkeerd afvoerkanaal om water op te zetten voor irrigatie, Pakistan (foto Bart Schultz)

Alle rechten voorbehouden

De laatste grote dam is de Kotri Barrage, die enerzijds dient voor waterkracht, maar vooral ook om irrigatiewater af te leiden naar de delta van de Indus.

In verband met voorgenomen projecten in het stroomgebied van de Indus in Pakistan ben ik betrokken geweest bij drie missies van de Wereldbank. De eerste betrof het beoordelen van een voorstudie naar een National Surface Drainage System (NSDS). In Pakistan lag toen al de Left Bank Outfall Drain. In dit verband is van belang dat in het Engels met drainage de hele waterafvoerketen van het land naar het afwateringspunt in een rivier of de zee wordt bedoeld, en niet alleen de landbouwdrainage, zoals wij het kennen. De NSDS betrof een lang afvoerkanaal aan de zuidkant van Pakistan om overtollig water door extreme neerslag en vanuit de irrigatiegebieden naar de Arabische Zee af te voeren. Men wilde dit kanaal een heel stuk in bovenstroomse richting verlengen. In essentie vonden wij dat dit een zeer kostbare en weinig effectieve maatregel zou worden. Bij mijn weten is het kanaal dan ook niet aangelegd.

De tweede missie betrof het beoordelen van het concept Drainage Masterplan for Pakistan. Dit plan betrof een soort nationale aanpak van de waterafvoer. Omdat in het stroomgebied van de Indus regelmatig overstromingen voorkwamen en ook de afvoer van overtollig irrigatiewater nogal eens te wensen overliet, was er grote behoefte aan een dergelijk masterplan. Hoewel in het conceptrapport werd onderkend dat er grote problemen met beheer en onderhoud van de waterafvoersystemen in het land bestonden, waren alle voorgenomen maatregelen gericht op de bouw van nieuwe systemen. Dat was overigens aan het eind van de vorige en het begin van de huidige eeuw een aanpak die in vele ontwikkelingslanden werd gepropageerd. Vervolgens werden de nieuw aangelegde systemen niet goed beheerd en onderhouden en raakte ze na enkele jaren in verval.

Wij hebben daarom geadviseerd om eerst het beheer en onderhoud maar eens goed op poten te zetten en daarna te kijken welke nieuwe systemen het meeste nodig zouden zijn. Wel adviseerden we om in de delta van de Indus, waar overstromingen en veel erosie van de oevers van afvoerkanalen optrad, op korte termijn verbeteringen aan de kanalen en de dijken aan te brengen. Hierbij speelde ook een rol dat er recent in de delta, onder andere door dijkdoorbraken rond enkele polders, overstromingen waren geweest. Tijdens één van onze bijeenkomsten met de lokale bevolking werden we dan ook getrakteerd op een, overigens vriendelijke, demonstratie. Ons advies is keurig in het eindrapport overgenomen. De vraag is natuurlijk of het in de praktijk ook is gerealiseerd.

De derde opdracht bestond uit drie onderdelen. Er was aan drie Pakistaanse ingenieursbureaus opdracht verstrekt om studies te doen en adviezen te formuleren over de Water Escapes Below Kotri. In essentie betrof dit milieustudies over de vraag hoeveel water er minimaal door de Kotri Barrage naar zee moest worden afgevoerd om een gezond kustmilieu te behouden. Wij moesten in opdracht van de Wereldbank en de Pakistaanse Federal Flood Commission - in feite een ministerie - de conceptrapporten in drie fasen beoordelen, aan het begin, halverwege en aan het eind van de studies. Dit werd om verschillende redenen een zeer boeiende opdracht.

Tijdens de eerste missie werd het ons snel duidelijk dat de studies niet alleen waren opgestart uit milieuoverwegingen, maar vooral ook in verband met de waterverdeling tussen de provincies in verband met irrigatie- en landbouwbelangen. Tijdens de vergaderingen bij het Ministerie moesten we dan onze bevindingen presenteren. Naast mensen van het Ministerie waren vertegenwoordigers van de provincies aanwezig. Het boeiende was dat in elk provinciaal team iemand zat die kennelijk overal tegen moest zijn. Een man in één van de provincies riep in iedere vergadering: “No drop of water from agriculture to environment!”

Na vele gesprekken, lokale bezoeken en de nodige vergaderingen op het Ministerie presenteerden wij in de slotvergadering onze uiteindelijke bevindingen. We hadden een voorstel gemaakt voor de waterverdeling onder normale omstandigheden, waarbij wij 10 MAF (miljoen acre feet) aan water, ongeveer 1,2 miljard kubieke meter, voor het milieu reserveerden. Daarnaast stelden wij voor dat in een droge periode het beschikbare water voor landbouw en voor natuur proportioneel moest worden verminderd. Tot mijn verrassing komt de man mij na afloop bedanken en zegt: “Mr. Schultz, 10 MAF is O.K.” Ons voorstel lag kennelijk dicht genoeg bij zijn “no drop of water”.

Alle rechten voorbehouden

Media