Progressief onderwijs in Lelystad

Alles moest uitgeprobeerd worden in de polder. Experimenten en vernieuwingen werden ook in het onderwijs niet geschuwd. Mevrouw Huizing-Scheffer kwam in 1968 als leerkracht naar Lelystad:

Speelplaats bij een school aan de Grienderwaard, 1973

Speelplaats bij een school aan de Grienderwaard, 1973 (dia J.U. Potuyt, collectie RIJP).

Alle rechten voorbehouden

Mijn oudste ging op de Regenboog naar school, een openbare buurtschool. Alle scholen waren toen eigenlijk in een groeiproces. Dat liep gigantisch. Toentertijd was de Regenboog een vooruitstrevende school, met allerlei prachtige ideaalbeelden, waar je later wel eens vraagtekens bij zet, maar goed. Het was een onderwijsvorm waar heel veel zelfstandigheid van de kinderen gevraagd werd. Dat heette heel progressief te zijn, maar de kinderen kregen ontzettend weinig hulp en begeleiding, doordat er in groepjes gewerkt werd. Ook waren er verschillende instructiemomenten, wat inhield dat als kinderen op een gegeven moment aan het werk gingen (ze werkten met opdrachtkaarten, of ze het nou snapten of niet): de juf was bezig, daar konden ze nooit een beroep op doen.

Dat was typisch iets voor de polder. Alles moest uitgeprobeerd worden. Alles moest nieuw, ook in het onderwijs. Waar ikzelf als kleuterjuffrouw begonnen ben eigenlijk niet. Dat was nog echt het ouderwetse kleuteronderwijs, zoals het hoorde te zijn. Maar toen kregen we de kbo scholen (de kleuter-basisscholen) en dat moest experimenteel en vernieuwend zijn. Ik heb een kbo school opgestart. Dat was eind 1974. De kleuterschool zat dan samen met de lagere school in één gebouw. Het waren nog wel twee aparte schooltjes, maar ze deden wel alles samen. Toen is in 1985 de basisschool gekomen. Kbo school: dat was nergens in het land zo. Dat kon ook niet. Hier hadden ze de mogelijkheid, dus toen zijn hier allemaal dat soort scholen neergezet. Daar waren de mensen op zich helemaal nog niet toe.

De meest waanzinnige onderwijsvormen hebben we hier gehad. Freinet scholen, waar de auto's midden in de klas stonden en gesloopt werden. Toestanden waarvan je nu denkt: hoe is het mogelijk? Maar dat moest toen allemaal kunnen. Dat was ook het beleid van het bestuur een beetje. Het moest nieuw zijn. Het moest vooral anders zijn dan dat het op het oude land gebeurde. Dat soort mensen werd ook aangenomen: jong en dynamisch. Als je maar hele excentrieke ideeën had, dan kwam je in Lelystad wel aan de bak. Alles kon toen ook. Er was geld in overvloed. Een gigantische rijkdom is er geweest in het onderwijs in de beginperiode. Ik kan er wel eens met weemoed aan terugdenken. Alles kon. Als ik vond dat er extra buitenkarren moesten komen (dan had ik er al vier), dan vroeg ik een extra krediet aan en dat kreeg je dan. Zolang je maar kon motiveren waarom het belangrijk was dat je dat in je school haalde, kreeg je dat. Een Londo-stelsel, zoals dat er nu is, daar hadden we nog nooit van gehoord. Er is echt met geld gesmeten.

De Springplank is gestart in 1974. Daar ben ik tot 1979 geweest, toen was het nog steeds zo. Ik denk dat de ommekeer zo'n beetje kwam tussen 1980 en 1985. Dat het iets minder werd en dat het wat meer aan banden werd gelegd, maar nog best wel royaal. Het is eigenlijk de laatste tien jaar pas dat de kraan dicht gedraaid is.

Bron: Batavialand te Lelystad, project Pioniers: eerste bewoners, interview met mevrouw Nel Huizing-Scheffer, 15 november 1995.

Alle rechten voorbehouden