Lelyoord

1 geïnteresseerde

Loes Greidanus vond Lelystad eerst een vreselijk oord. Maar nu voelt zij zich als een vis in het water.

Amsterdammers op bezoek in Lelystad, 8 juni 1985.

Amsterdammers op bezoek in Lelystad, 8 juni 1985. Hier in de hal van het nieuwe stadhuis (foto Jan Blom).

Alle rechten voorbehouden

Waar ik vandaan kom? Amsterdam. Ja, Amsterdam, de stad waar 'het' allemaal gebeurt!

En het is toch zo dat pakweg een kilometer buiten de hoofdstad louter boeren en buitenlui woonden! Ik was zo’n echt van de tongriem gesneden Mokummer. Je kent dat wel: 'Heb ik wat van je an' of 'Je zal je zuster op een houtvlot bedoelen'. Geef mij maar Amsterdam dat is mooier dan Parijs!

Ik woonde samen met mijn toenmalige man op een halve woning in de Marnixstraat. Vlakbij de Jordaan, de kroegjes, de reuring, harinkie happen bij de kraam van ome Dirk, de dagschotel van f 9,75 bij de Hema op de Nieuwendijk. Amsterdam: er is geen stad die aan je tippen kan, dat is Amsterdam Oh, samerdejosija, samerdejejeje, oladijo!!

Waarom dan toch naar Lelystad verhuisd? Mijn echtgenoot, eerst kok en toen bouwvakker, ging een groot avontuur tegemoet. Hij werd ‘eigen baas’, wat een enorm succes werd. Het derdehands Fiatje werd een Mercedes, en met een ‘sigaar in het hoofd’ en het hoedje schuin op, werd mijn man een heuse aannemer!

Voor je belastingaftrek kon je nu niet meer wonen in het eenvoudige verdiepinkje driehoog-achter, en dus gingen wij een huis kopen in het watersportdorp Nieuwkoop. Later, toen de zaken nog beter gingen, werd het Bodegraven in Zuid-Holland. Voor beide dorpen gold: je was ‘import’voor de oorspronkelijke bewoners, wij waren ‘die lui’ uit de nieuwbouw …

We hebben vele ‘aangeklede borrels’ meegemaakt, de promotie van Wouter, het ‘hap-snapje’ van Diederik en Annelies, parties bij Els en Jojanneke, vele geboortes van Kim, Priscilla, van Mikels en van Joosten. Pochverhalen over tweede huizen in Frankrijk, enzovoort.

Deze vluchtige omgang met mensen ging mij vervelen. Ik besloot te assimileren met de bevolking en niet meer vanuit de randstedelijke toren te opereren. Ik werd lid van de Bond van Plattelandsvrouwen. Homerisch gelach en hilariteit was mijn loon in ‘onze kringen’. De Bond was al jaren bezig de oubollige naam te veranderen en een ander imago te creëren. De emancipatie was in die bond al heel lang een feit. Interessante lezingen en ervaringen deden een wereld voor me opengaan. De sfeer van nuchterheid, no-nonsense en oprechtheid spraken mij aan. En ik prijs me gelukkig dat ik in die twee dorpen een bestuursfunctie heb gehad in de Plattelandsbond. Een heel vertederend detail: tijdens toneelrepetities voor een jubileumavond namen de vrouwen die even niet aan de beurt waren een brei- of haakwerkje ter hand: 'want een vrouwenhand en een paardentand staan nooit stil!

Dit bij wijze van inleiding. Daar er in de Flevopolder veel gebouwd werd, besloten wij te verhuizen naar Lelystad. Daar ging het immers gebeuren, daar zou voor lange, lange jaren voldoende werk zijn!

Voelde ik me hier thuis? Om met Johnny Cash te zingen: ‘Lelystad I hate every inch of you!’ Geen dorp, geen stad, eerder een nederzetting, een soort filiaal van Amsterdam, ik noemde het Lelyoord!

Ik, in feite een stadse rioolrat, kreeg heimwee naar mijn dorpjes. In het begin zat ik overdag met de gordijnen dicht, ik wilde niets met dit ‘oord’ van doen hebben!
Door oplopende spanningen, die er hier niet toe doen, volgde een echtscheiding. En ik weet het allemaal aan Lelystad: alles nieuw, geen oud pittoresk kerkje of bruggetje, geen tradities, enzovoort. Ik lag vaak op bed, en had totaal geen zin om iets aan te pakken.

Na een tijdje begreep ik dat ik op de verkeerde weg zat, en ging zingen in het toenmalige operakoor. Daarna volgden zwemmen, een cursus levensverhalen schrijven, en schrijven in het seniorenblad van de ANBO. Kortom, ik was in een mum van tijd ondergesneeuwd in aktiviteiten, en daarmee kreeg ik dan ook weer vrienden en kennissen.

Ik ging ook zingen in een koor dat nostalgische liedjes zong. We hebben opgetreden in de Hoven en verder in de Flevopolder. U begrijpt, ik ging me als een vis in het water voelen, hier in de twaalfde provincie.

En dan nu: verhalen vertellen! Enige jaren geleden werd in de FlevoPost aangekondigd dat er een cursus vertellen gegeven zou worden. Mijn vriendin en ik togen daar samen heen. Wat ik daar leerde was geweldig, houding, presentatie, spanning in een verhaal opbouwen. Enfin, ik heb sindsdien als verteller al menig evenement op vertelgebied meegemaakt. En nu dan dus ‘Het verhaal van Lelystad’. Ja beste lezer, ik ben daarvoor zelfs gevraagd!

In mijn koor zing ik thans nostalgische liedjes over Amsterdam zoals: Oh,mooie Westertoren, en: Mijn wiegie was een stijfselkissie … En als het Flevolands Volkslied eens wordt gezongen, zing ik uit volle borst mee:

Waar wij steden doen verrijzen
op de bodem van de zee
onder Hollands’ wolkenhemel
tellen wij als twaalfde mee
een provincie die er zijn mag,
jongste stukje Nederland,
waar het fijn is om te wonen,
mijn geliefde Flevoland!

Opgeschreven in 2006 in het kader van het project Het Verhaal van Lelystad i.s.m. de Flevomeerbibliotheek Lelystad.

Alle rechten voorbehouden