Pleistoceen zand is het mooist

In Oostelijk Flevoland hield Jan Muller zich bezig met het in kaart brengen van de bodem. Van groot belang waren de begrenzingen van de diverse afzettingen.

Uitgraven van een vaart Oostelijk Flevoland

Het uitbaggeren van een vaart in het zojuist drooggevallen Oostelijk Flevoland. De verschillende bodemlagen zijn goed te zien (foto Batavialand, collectie Land in Wording I).

Alle rechten voorbehouden

Het mooiste vond ik altijd het pleistocene zand. Dat is dan ook meteen het eind van de boring in normale situaties. (…) Maar je had natuurlijk grote verschillen overal. We gaan het nu even naar hier trekken. Ik heb een volkstuin op de Zuigerplas. En dat mensen denken, een heleboel denken dat het zware klei is, maar dat is niet zo. Het is een goeie zavel. En de begrenzing is wat we direct al deden, de begrenzing van de afzettingen. Die worden soms heel sterk benadrukt door onze Lieve Heer. Want op de volkstuin, dan kun je de situatie hebben dat er tijdelijk water op het land staat. En dat heeft alles te maken met het voorkomen van de scheidingslaag tussen de zoete afzetting en de zoute afzetting. En dat kan dan zijn in de vorm van een zandband van soms wel tien centimeter en dat is vrij fijn zand. Dan is de pakking zo groot dat het water niet weg kan. Het gaat wel weg, maar het moet zijn tijd hebben.

Bron: Landschapsbeheer Flevoland. Interview met de heer J. Muller door Nico de Jong op 14 februari 2012.

Alle rechten voorbehouden