Vissen op de Noord- en Zuiderzee

1 geïnteresseerde

Volendammer Jan Kes vertelt:

Volendam

Volendam, ca. 1930 (Batavialand, collectie K.A. Bazlen).

Alle rechten voorbehouden

Vanaf m’n tiende viste ik op de Zuiderzee voor tien cent in de week, zeggen en schrijven. Op m’n twaalfde ging ik naar de Noordzee omdat de verdiensten er iets beter waren. Vanuit IJmuiden visten toen met de kor nog heel wat Volendammers en Huizers, de laatsten meestal met gewone Zuiderzeebotters. Die Huizers hadden graag Volendammers aan boord want als de zon onderging gingen zij ook, maar een Volendammer hield z’n doppen wel open.

Ik had ’t laatste jaar met vissen f 160,- verdiend; ik denk: ‘Dat kan zo niet langer’, en toen ben ik bij ‘De Nederland’ gekomen, verdiende ik f 38,- in de maand. Later als kwartiermeester had ik f 44,- en ook nog wel wat bonussen; die reizen duurden goed drie maanden. In ’15 leek de visserij beter te worden en ben ik met de VD 46 eigen schipper geworden op de Zuiderzee tot 1968. Ik kocht toen een dekkwak uit Enkhuizen van Bertus Harlaar; die dorst ’t, nadat z’n broer Jaap verdronken was, niet meer aan en is op de Staverse boot gegaan. Die botter was nog zo goed als nieuw en kostte f 1.900,- met een nieuwe fok erbij; het dek eruit slopen voor f 300,- kwam er nog bij.

Bron: Peter Dorleijn, Van gaand en staand want. De zeilvisserij voor en na de afsluiting van de Zuiderzee. II (Amsterdam 1982) 13.

Alle rechten voorbehouden