Hoe het Kuinderbos opgroeide

Ties Hanssens zag het Kuinderbos ontwikkelen van boomstammetjes tot echte bomen. In dat groeiproces gebeurden nog allerlei interessante dingen.

Kuinderbos

Picknickplaats en speelweide in het Kuinderbos nabij het Oude Havenhoofd (fotocollectie RIJP, J.U. Potuyt).

Alle rechten voorbehouden

Ik heb het Kuinderbos eigenlijk van nul af aan zien opgroeien. Op Kuinderbrug zelf, tegenover Kuinderbrug aan de andere kant van dat kanaal, ligt ook een klein bosje. Dat is min of meer een driehoek, en die driehoek is eigenlijk een zanddepot geweest. Vandaar dat het ook later een stukje bos is geworden. Normaal zou het landbouwgebied geweest zijn, maar omdat het een zanddepot was, daar was zoveel zand opgeslagen van enkele tientallen meters hoog wat eigenlijk gebruikt zou worden om over die Kuindervaart een hoge brug aan te leggen. Want de oprij- en afritkades waren eigenlijk al aangelegd, maar die zijn later weer afgegraven. En er is nooit een brug gekomen, Ja, heel in het begin een houten brug. Dat je richting Bant kon gaan. En de rest van het bos is eind veertiger jaren eigenlijk goed en wel begonnen.

Maar de eerste jaren kon je helemaal geen bos zien, want het was één grote zee van lupinen en margrieten. Die hele oppervlakte is ingezaaid met lupinen en margriet. Die hebben de eigenschap om de grond te verbeteren. Die brengen stikstof de bodem in. Je moet het eigenlijk zo zien dat eigenlijk alle bossen zijn geplant op de schraalste delen van de polder. Die polder is eigenlijk aangelegd als agrarisch gebied, maar de armste gedeeltes met zand en veen, ja, daar kon de boer ook niet veel mee. Toentertijd bracht het ook niks op. Dus die stukken mochten gebruikt worden om bos op te planten. Maar zoals gezegd was het één zee van bloemen en langzamerhand kwamen die boomstammetjes die allemaal met de hand geplant zijn omhoog en zo is eigenlijk het hele Kuinderbos ontstaan.

De polder was toen al redelijk in cultuur, maar ook in de bos zelf had je toch wel vrij grote stukken die goed nat waren. Ik heb zelf nog meegeholpen met inplanten en dan stond je zeker tot je enkels in het water. Er werden veel wilg en elzen ingeplant om het water maar weer zo snel mogelijk weg te krijgen. Op andere plaatsen van het bos, meer richting Schoterweg, waren grote zandvlaktes. En dan vooral in het voorjaar met die droge oostenwinden, gebeurde het vaak dat je gigantische zandverstuivingen had. Pas gegraven sloten en greppels, waren dan weer volkomen dichtgewaaid. Dichtgestoven. En dan kon je weer opnieuw beginnen. En om dat weer tegen te gaan werden op hele grote oppervlaktes bosjes stro in het zand gezet om het verstuiven tegen te gaan. Zo kon je de bodem wat vasthouden. Dat nam later het bos over, maar dat ging heel moeizaam in de beginjaren.

Op die gedeeltes bij de Schoterweg, die eerst nog niet beplant waren, hebben nog hele meeuwenkolonies gebroed. Wel honderden, misschien wel duizenden meeuwen, hebben daar gebroed. Ik heb er vaak met mijn vader gelopen. Dan moet je met elk stap uitkijken dat je niet de eieren stuk trapte.

Bron: Landschapsbeheer Flevoland, interview met Ties Hanssens door Hillie de Jong, 11 januari 2011.

Alle rechten voorbehouden