Het moest echt in zijn hoofd gaan zitten

De moeizame weg naar een ontmoetingsplek in het Homeruspark

Het plan van Kees de Kloet voor een ontmoetingsplek in het Homeruspark in Almere Poort, in de vorm van een tempeltje, stuitte bij de landschapsarchitect die het park moest ontwerpen op verzet. Uiteindelijk ging hij toch om. Kees vertelt:

plan van De Kloet

Het plan van Kees de Kloet voor een ontmoetingsplek (foto Remco van Diepen)

Alle rechten voorbehouden

Mensen maken de stad, hè. Zes jaar geleden, in 2012, werd er gevraagd aan buurtbewoners – toen stonden die huizen daar er allemaal nog niet, de school moest zelfs nog gebouwd worden – om initiatieven voor het park. Dus ik kom namens de Damoclesstraat met dit initiatief. In 2013 hadden ze natuurlijk geen geld. Toen werd er gezegd: “Ja, de gemeente wil het wel, maar er is geen geld.” Ja, dat is gemakkelijk.

In 2013 kwam ik het ziekenhuis terecht. Ik had een operatie aan een aorta, dus het feit dat ik er nog ben is een wonder. Op de intensive care heb ik ’s nachts nog gevraagd om een A4-tje en een pen. Want ik dacht:

“Ik ga eens kijken hoe ik dat kan doen met sponsors en zo.”

“Weet u wel waar u bent?” Natuurlijk wist ik waar ik was.

Dan kom je thuis en dan duurt het nog minstens drie maanden voordat je een eerste doellijstje maakt. Het heeft meer dan een jaar geduurd voordat ik daar echter iets aan kon gaan doen. [...] Ik dacht:

“Ik wacht gewoon tot de crisis voorbij is, want dan heeft de gemeente weer geld.”

“Ja, maar dan heeft de gemeente nog heel veel schuld.” Het plekje dat was gereserveerd, daar werd dan weer over gezegd: “Ja, daar gaat nu gebouwd worden.” Het was aan de rand van het park, want in het park mocht niet worden gebouwd. “Ja,” zegt de wijkmanager, “dat [tempeltje] is leuk, dat is mooi, dat moet in het park.” Ik zeg: “Weet je wel dat dat niet kan?” Hij zat er ook nog maar kort. “Oh nee?” “Ja, dat is een archeologisch gebied, daar mag niets.” “Oh, nou dan ga ik met bureau archeologie praten.”

Bureau archeologie van de gemeente – Dick de Jager – zei:

“Ja, er mag inderdaad wel wat meer reuring komen in het park. Als je niet diep de grond in gaat, zou het kunnen, maar dan moet de landschapsarchitect het ook nog goed vinden.”

Die had van het begin af aan geholpen met denken en doen, en had zelfs een driedimensionale foto gemaakt. Maar hij had alsmaar benadrukt: “Het kan niet in het park.”

Via een architect hier, Van Staaden, had ik weer contact met de landschapsarchitect. Hij had de landschapsarchitect nodig voor een binnenplaats van een appartementengebouw. Van Staaden zei:

“Dan organiseer ik het wel zo dat jullie elkaar kunnen ontmoeten en dan gaan we naar het park.”

Dat gebeurde. Thijs van Hees, de landschapsarchitect, zei: “Ja, ik heb zo mooi gevaren afgelopen zomer, ik heb gevaren met een bootje naar de Faeröer Eilanden.” Ik zei: “Zo, en was die oceaan toen ineens minder leeg?” Ik dacht: “Dit is de essentiële vraag.” Van Hees vond namelijk dat het park leeg moest blijven. Maar daar kreeg ik natuurlijk geen antwoord op. Ik zei: “Dit is een mooie zichtlijn.” Dat had ik ook al met Van Staaden bekeken. Dat ging over het tweede gedeelte van het park. Maar nee, geen discussie mogelijk.

Toen keerden we ons om en keken we in de richting van de school. Daar hadden heggen gestaan en één heg was helemaal dood gegaan. Recht ervoor. Ik zei: “Dit is wat verloederd.” Van Hees:

“Maar dat komt doordat de grond er niet goed bewerkt is. Er is teveel van die vette zeeklei niet goed vermengd met zand. Vijftig procent moest bestaan uit zand en dat hebben ze niet gedaan waardoor het water blijft staan. Dan gaat die heg dood.”

Ik zeg: “Dus dat moet eigenlijk verbeterd worden”. “Ja.” Ik zeg: “Als we nou het plan van het tempeltje – dat is ook rechthoekig – opnemen in jouw plan, in jouw concept.” Het is ook lekker dicht bij de school. Die wilde er het meeste mee doen. En toen zei hij ja. Het moest echt in zijn hoofd gaan zitten.

Toen ging hij ook meedenken. Hij zei:

“Het is toch ook wel leuk als je met twee treetjes eerst omlaag gaat en dan haal je van de treetjes van de tempel weer wat af.”

Dat was voor hem belangrijk, dan werd de tempel weer wat lager. Het tempeltje steekt dan nog net boven het maaiveld uit. Dan heb je een soort amfitheater. Dan kijk je weer anders op het tempeltje, dat is voor het publiek leuk. Ik denk: “Oh, dan maak je het nog belangrijker.”

Toen dacht ik: “De gemeente moet toch ook veel betalen, dus die heg zal wel snel verdwijnen.” Maar ik sprak ook met de school en die zei: “Nee, die heg, die willen wij wel terug.” Dat kon ik me ook weer wel weer voorstellen, want als je daar met een klas met kinderen zit en die moeten zich concentreren, dan is het toch wel fijn dat ze wat afgescheiden zitten en dat je even geen last hebt van de wind die er altijd is. Dus die heg komt ook terug. Hij wordt net iets breder aan alle kanten. Het wordt 17 bij 27 meter terwijl het tempeltje 5 bij 8 is. Dus er is heel veel ruimte omheen. Toen heeft de landschapsarchitect de stagiaires die hij heeft het plan laten uitwerken. Dus ik heb werktekeningen op mijn bordje gekregen.

Bron: Batavialand te Lelystad, Audiovisueel Archief, interview met Kees en Inkie de Kloet, 28 juni 2018.

Alle rechten voorbehouden