Het duurde best nog wel lang voordat wij echt mobiele telefoons hadden. En je had overal in de polder ook een heel slechte ontvangst. Ja, dan had je wel een telefoon, en dan was je toch nog niet bereikbaar! Dus zelfs toen we een mobiele telefoon kregen, hebben we ook altijd met semafoons gewerkt. Als de mensen ons niet per telefoon konden bereiken, konden ze ons toch nog oppiepen of laten oppiepen zodat wij zelf contact op konden nemen.
Ik weet ook nog wel dat toen ik nog in Lelystad woonde, de politie een keer aan mijn deur is geweest. Er was ergens in Zeewolde een stroomstoring geweest. Waarschijnlijk heeft toen de politie van Zeewolde [...] de politie van Lelystad gewaarschuwd. Die kwam toen bij mij zeggen dat ik naar Zeewolde moest.
Soms kon een bevalling heel snel gaan. Zelfs als je in de buurt bent, kan dat nog snel gaan. Ik heb bijvoorbeeld een keer een bevalling gedaan bij iemand achter de voordeur. Die mevrouw belde mij ’s nachts en zei:
“Ja, mijn vliezen zijn net gebroken en de vorige keer ging het heel erg snel. En mijn man is niet thuis.”
Ik zeg:
“Nou, wat je moet doen: loop naar beneden, zet de voordeur open en ik kom eraan.”
Nou, ik ben naar haar toe gegaan. Nou ja, je moet je effe aankleden, maar dat duurde misschien tien minuten of ik stond daar. De voordeur stond open en zij staat achter de deur. “Het komt eraan, het komt eraan,” zegt ze. Ik zeg: “Oh, heb je ergens handdoeken of zoiets?” “Nou, in het keukenkastje.” Nou, allemaal van die kleine handdoekjes, van die hele kleine dingetjes. Ik heb het kind daar opgevangen achter de voordeur.