Het begin van het christelijk onderwijs in de Noordoostpolder

Jan Hoogendoorn was nauw betrokken bij de opbouw van christelijk lager onderwijs in de Noordoostpolder, inclusief de selectie van onderwijzers. Daar had hij eerder in de Wieringermeer al ervaring mee opgedaan. Hij vertelt:

De Espelerlaan in Emmeloord, 1952

De Espelerlaan in Emmeloord, 1952 (fotocollectie Directie van de Wieringermeer, J. Potuyt)

Alle rechten voorbehouden

De Directie van de Wieringermeer wilde het algemeen houden, maar als allerlei pluimage in de polder komt wordt het verzuild. Er was al een openbare school, een polderschool, klein. Marknesse was net in opbouw en toen waren er inmiddels al een paar predikanten. Die vroegen zich af wat ze zouden gaan doen. Vanuit Den Haag werd door de christelijke besturen gedirigeerd dat er een gemeenschap werd opgebouwd met kerken en scholen. De heer Van 't Zet is één van de mannen geweest die het voortouw namen. Die kwam ook uit de Wieringermeer. Hij heeft daar de schoolopbouw meegemaakt en toevallig was mijn vader ook voorzitter van de schoolopbouw met Van 't Zet als secretaris. Hij kwam bij mij vragen wat ik er van vond. Ik zei:

"Dat moesten we maar doen, waarom niet? We weten niet waar het naar toe gaat."

Christelijk onderwijs was nog favoriet. Daar werd naar gevraagd. We hebben twee predikanten benaderd, de gereformeerde predikant de heer Bos en de hervormde predikant. We hebben de schoolvereniging opgericht in de autogarage bij dominee Bos aan de Espelerlaan, bij een potkacheltje. We waren met zijn vieren, twee gereformeerden en twee hervormden. […] 

We hebben een bestuur gevormd van verschillende kerkrichtingen. Dus één school met de Bijbel, geen naam met gereformeerd of hervormd. Het bestuur bestond dus uit de verschillende zuilen die hier op moment aanwezig waren. Zo hebben we dat langzaam opgebouwd.

In 1952 ging ik naar Marknesse. Op dat moment hadden we al zes scholen in aanbouw, want Ens, Marknesse en Kraggenburg waren in aanbouw. Dat werd centraal geregeld. Ik zat in het hoofdbestuur en er moest een plaatselijk bestuur komen. Ik zei dat ik geen voorzitter wilde worden; ik zat op een boerderij, ik had mijn handen vol. Vanuit een centraal punt werd de school opgericht. Ik ben de enige die nog over is van het oude bestuur. Ik was toen nog jong. Ik was 26 jaar. Ik was een snotneus op dat gebied. […] 

Het hoofdbestuur had besloten dat de eerste school een hervormd hoofd zou hebben. De tweede school was in Marknesse en die zou een gereformeerd hoofd hebben en de derde school werd Artikel 31. Zo hebben we de posities verdeeld. Wij, de vijf bestuursleden, gingen het land in. We hadden verschrikkelijk veel sollicitaties voor hoofden en die gingen we opzoeken. We hadden een schema opgesteld voor waar we naar kijken moesten. Eerst het onderwijs, werd dat in het lokaal correct gevoerd? We hadden de inspecteurs ook al benaderd. Is die man geschikt voor de opbouw van de gemeenschap in het dorp, enzovoorts. De hoofden van de scholen, vooral in Marknesse (Emmeloord was anders, want dat breidde snel uit), kunnen veel inbrengen in de gemeenschap. […] We moesten een zware selectie toepassen. We begonnen met tien en hielden er twee of drie over.

In een landelijke onderwijskrant werden oproepen gedaan. De belangstelling was redelijk. Maar dan gaan we even terug naar de oprichting van de Wieringermeer, toen vader daar voorzitter was. Dat was in de crisisjaren met een grote werkloosheid. De mensen wilden aan het werk. De sollicitaties werden met postzakken vol in huis gebracht. Toen was ik 16 jaar en moest ik meehelpen sorteren. Er was geen beginnen aan. Aan bepaalde handschriften konden we het al zien. Het is misschien niet correct gebeurd, maar je moet je voorstellen dat je twee postzakken vol sollicitaties hebt, terwijl het om zes of acht krachten ging. […] 

Zo hebben we hier het onderwijs opgebouwd. Op een gegeven moment moest je plaats maken voor de jongere generatie en die is er mee verder gegaan.

Bron: Batavialand, project Oral History, komst van de eerste bewoners, interview met Jan Hoogendoorn op 22 november 1995.

Alle rechten voorbehouden