Polders in de delta van de Eufraat en de Tigris

In Mesopotamië, de benedenloop en de delta van de Eufraat en de Tigris, liggen eeuwenoude waterbeheersingssystemen. In dit gebied is vermoedelijk omstreeks 5000 voor Christus door Sumeriërs al land ontgonnen. Aangezien dit vooral in het gebied bij de Perzische Golf moet zijn gebeurd, is er wellicht ook sprake geweest van een zekere vorm van waterafvoer. Bekend is dat hier omstreeks 4000 voor Christus bij de plaats Eridu irrigatie is toegepast. Dit is vermoedelijk een van de eerste toepassingen van irrigatie in de wereld geweest. De eerste polders zijn waarschijnlijk ook in dit gebied aangelegd. Er is echter voor zover ik weet niet bekend wanneer dit precies gebeurd is.

Veldkanaaltjes in een polder met palmbomen

Veldkanaaltjes in een polder met palmbomen (foto Adriaan Volker).

Alle rechten voorbehouden

Tegenwoordig zijn in dit gebied nog steeds polders. Een voorbeeld hiervan zijn polders voor de teelt van dadelpalmen op het eiland Abadan, dat ligt in de rivier Sjatt al-Arab (in het Perzisch Arvandrud geheten). Abadan ligt in de lagere delta van de Eufraat, Tigris en Karun. Het oostelijke deel van het eiland bestaat uit moerassen die op ongeveer twee meter boven zeeniveau liggen. De ingepolderde gebieden hebben echter een hoogte die dichtbij gemiddeld zeeniveau ligt. Meer in het algemeen is in de delta langs de oevers van de rivieren landbouw te vinden. Door de lage ligging, vooral dicht bij de rivieren, zijn de boerderijen vaak met dijkjes beschermd tegen overstromingen.

De palmbomen worden van oudsher geïrrigeerd door een systeem van getijdenkanalen, van waaruit bij vloed rivierwater het gebied in wordt gestuwd en in de bodem infiltreert. De gordel met palmbomen strekt zich over een afstand van ongeveer veertig kilometer uit langs de riviertak waar de Eufraat en de Tigris zijn samengekomen. De breedte van de gordel varieert van twee tot zes kilometer. In het bovenste deel van de gordel overstroomt het getijwater bijna nooit het land. In het middengedeelte is sprake van een overgangssituatie. In het lager gelegen deel staat het niet bedijkte land vaker onder water en is het water zout. De getijdenkanalen zijn ingedijkt en huizen zijn op terpen gebouwd.

De getijfluctuatie is in de riviermondingen tussen de 1,7 en 1,9 meter en wordt stroomopwaarts geleidelijk kleiner. In de winter en het voorjaar was de rivierafvoer in het verleden aanzienlijk hoger dan in de zomer en de herfst. De helling van het waterpeil over de lengte van de rivier was dan ook steiler en het waterpeil hoger. Hoewel bij hoge afvoer de demping van de vloedgolf meer uitgesproken is, compenseerde het hogere rivierpeil dit volledig.

In de afgelopen decennia is in de bovenloop van de Eufraat en de Tigris een enorme ontwikkeling van irrigatie geweest. Hierdoor is de afvoer in deze rivieren in de midden- en de benedenloop aanzienlijk afgenomen. Dit heeft geleid tot een behoorlijke afname van de beschikbaarheid van irrigatiewater en voor de polders tot een geringere kans op overstroming. De komende tijd zal moeten leren hoe de situatie zich verder zal ontwikkelen.

Alle rechten voorbehouden

Media