Het werkeiland, ingevroren in het IJsselmeer

1 geïnteresseerde

Bob Flobbe beleefde, samen met een groepje andere kinderen, de jeugd van zijn leven op werkeiland Lelystad!

Helicopter Werkeiland Lelystad, winter 1954

De Cleopatra, één van de drie Sikorsky S-55 helikopters waarover de Marine Luchtvaart Dienst midden jaren vijftig beschikte, op Werkeiland Lelystad, op het terrein waar later het huis van de familie Middelburg zou komen (Privécollectie Bob Flobbe).

Alle rechten voorbehouden

Aardappelen en (blik)groente is er voldoende in het nu verlaten arbeiderskamp. Maar de dokter vindt het nodig dat er vers fruit komt. En de post natuurlijk. Zo komt er een helikopter die fruit brengt. Het witbesneeuwde eiland is moeilijk te vinden op de wit besneeuwde ijsvlakte. En een beetje mistig. Men hoort de helikopter wel op het eiland, maar hij vliegt verder. Iemand bedenkt dat de misthoorn op de kop van de haven misschien soelaas kan geven… Uiteindelijk haalt mijn vader vier grote landsvlaggen van de Lely die op de sneeuw gelegd worden (aan boord zijn grote landsvlaggen aanwezig, want de Lely vaart soms met buitenlandse hoge heren langs de dijkwerken). Nu kan de helikopter het wel vinden. De vier bomen van één meter hoog, zwiepen in de wind van de rotoren (op het plekje waar later Middelburg zou wonen, en waar in 2009 de dukdalf is geplaatst). Salomé heet die helikopter. Ik geloof dat ‘ie nu in Aviodrome, Schiphol staat.

Soms ook worden fruittransporten per bommenwerper uitgevoerd. Het doet veel mensen aan de oorlog denken, negen jaar geleden. Ik vind het prachtig, zo’n laagvliegend vliegtuig. Uit het luik komt een groot pakket dat in de onderwal van de dijk valt. De sinaasappelen rollen over het ijs. De post en de kranten kunnen bijeen geraapt worden. En tussen dat alles zit een ronde blikken trommel van mijn grootouders. Zes paar handgebreide sokken rondom, en in het midden chocolade. Het zit zo goed verpakt dat de chocolade niet eens kapot is gegaan tijdens de val.

Half februari vindt de dokter het nodig dat ook mijn moeder voor de bevalling naar ziekenhuis Salem in Ermelo zal gaan. Dat gebeurt ook per helikopter. Op 18 februari 1954 is daar mijn zusje J.M. geboren. Op 19 februari gaan enkele mannen van Lelystad met een slee over het ijs naar Knarhaven, halverwege de Knardijk, om levensmiddelen te halen. Dat wordt allemaal diepvries natuurlijk, want het is ver onder nul. Vijftien kilometer over slecht ijs met hier en daar brede scheuren in het ijs waar je onbekende omwegen moet maken. Een beetje mistig. De mannen laten hier en daar een stok met een gekleurd vlaggetje achter, om als Klein Duimpje de weg terug te vinden. Van die gekleurde vlaggetjes die gebruikt worden als diepteaanduiding bij de dijkbouw. Mijn vader is er ook bij (ik denk voor de navigatie, al heeft men niets anders dan intuïtie en een klein sloepkompas). Met het autootje dat de levensmiddelen naar Knarhaven brengt is vader naar Ermelo gegaan om zijn nieuwe dochter te zien. ’s Middags is hij teruggegaan en schaatst van Knarhaven weer naar het eiland. Afgesproken is dat enkele mannen hem tegemoet zouden gaan. In het schemerdonker komen zij aan. Tot opluchting van de dokter die deze laatste operatie maar niks vindt.

Na een paar dagen komt de helikopter weer met mijn moeder en mijn zusje en natuurlijk ook de post en de kranten. En een paar journalisten die een reportage van dit onbekende stukje geïsoleerd Nederland zullen maken. Zij zullen een uurtje op het eiland zijn en gaan dan weer terug. De helikopter staat te wachten. Gerrie de Jong is nieuwsgierig. Ik ben thuis. Ik heb al zo vaak die helikopter gezien… Maar Gerrie mag wel even aan boord komen en toen heeft hij een rondvluchtje gemaakt en ik niet. Gemiste kans!

Ingezonden verhaal: Bob Flobbe, september 2011

Alle rechten voorbehouden