Dode vissen en koude voeten

Huite Huizinga stelde zijn herinneringen aan de pionierstijd in de Noordoostpolder op schrift.

schaftende arbeiders Noordoostpolder ca. 1943

Een greppelploeg bij een schaftkeet in de Noordoostpolder ca. 1943/1944 (Fotocollectie J. Eijkman).

Alle rechten voorbehouden

In de tijd van de pioniers in de polder valt heel wat te vertellen. Ook ik zal proberen mijn ervaringen op papier te zetten. In de winter 1940-1941 werd er in Leeuwarden een cursus gegeven voor jonge mannen die naar de polder wilden om daar een toekomst op te bouwen. Op 1 september 1941 zijn mijn broer en ik naar de polder gegaan. In het kamp Blokzijl werd ik ingeschreven onder nummer 2752. Op 2 september gingen wij naar Blankenham om daar aan de rand van de polder te beginnen met het werk dat bestond uit sloten graven. Later bleek het, dat het de bermsloten waren van de Uiterdijkerweg.

Het was zwaar werk, temeer omdat ik dat niet gewend was. Na een tijdje gingen wij verder de polder in om greppels te graven. Het water zakte waardoor er meer land droog kwam te liggen en het eerste graan gezaaid kon worden. Wij lagen met tien man op een kamer en het kamp had dertig kamers. Een centrale keuken, een kantine en toilet, dat was buiten in een apart hok waar ook de rijwielstalling was.

Als het onwerkbaar weer was (regen) dan werd dat aangegeven met een mand aan een grote paal. Die mand hing dan halfstok. Je moest in de schaftkeet blijven zitten totdat de mand helemaal beneden hing. Als de mand in de top hing was het werken geblazen. In januari 1942 zijn we acht weken thuis geweest vanwege de vorst. Toen we weer terug kwamen lag overal dode vis. Die waren doodgevroren. Omdat het water steeds zakte, was de vis in het ijs blijven zitten.

Mijn broer en ik zijn een keer eerder van het werk weggelopen omdat we met de benen in het water zaten. Dat kwam omdat het de hele dag regende en stormde waardoor het water opstuwde. Het was twee uur in de middag en we hadden de hele dag in de keet gezeten en waren door en door koud. Toen de uitvoerder dit vernam zijn we twee dagen geschorst en moesten ons twee keer per dag melden.

Het uurloon was toen 42 cent per uur en de werktijd 55 uur per week. In het accoordwerk kon je ongeveer 50 cent per uur halen. Wij moesten 1,10 gulden kostgeld betalen en dan wat belasting er af. Er bleef dus maar een beetje over.

Herinneringen van Huite Huizinga, ingezonden door zijn dochter Bonnie Huizinga, 5 april 2012.

Alle rechten voorbehouden