Altijd uitkijken voor dwarrelende brandstoftanks uit de lucht

Geallieerde vliegtuigen dropten graag hun lege brandstoftanks boven de Noordoostpolder, op weg naar Duitsland. Voor de bewoners van de polder was dat altijd uitkijken geblazen. Jan van Roeden vertelt:

brandstoftank.gif

Brandstoftank, neergestort in de Noordoostpolder (Batavialand, collectie J. Boekee).

Alle rechten voorbehouden

Je was er gewoon op getraind. Niet alleen wat vliegtuigen betreft, want het gevaar dreigde overal. Die vliegtuigen begonnen al heel vroeg te vliegen he, ’s morgens acht uur al. Als wij naar school gingen, donderde het gewoon in de lucht. Die toestellen gingen naar Duitsland, maar die moesten extra brandstof meenemen om terug te komen. En dan hadden ze reservetanks onder de vleugels. Als ze dan boven de polders waren, waren die tanks zowat leeg. En die werden altijd daar gedropt. Maar een bom zie je komen en die moet je tegemoet lopen. Je moet nooit weglopen, want dan loop je de kans dat hij op je terechtkomt. Maar die tanks zie je zo komen [dwarrelen, red.] en dan liepen we langs de tocht naar school, want daar hadden ze een dijk gemaakt met de grond van die tocht en dan had je altijd nog die beschutting van die dijk. Daar liepen we achter.

Er waren twee soorten tanks. Eén was een soort torpedo, met een punt en voor rond. Die andere leek meer op een stukje Mars. Die was opgebouwd uit lagen zilverpapier, niet uit metaal. Die klapte ook meteen uit elkaar, daar bleef niks van over. Die tanks waren zilverkleurig, net zoals dat vliegtuig. Die hoor je niet. Je moest kijken. Je zag het wel, want je keek altijd naar de lucht he, want er was altijd dat gedonder. Dat werd je op school al geleerd. We hadden luchtalarmoefeningen. Als er dan wat was, moesten wij dekking zoeken tegen de binnenmuur.

We hebben eens gehad op een zondag: in één keer zien we zo’n ding aankomen en die valt bij de gezinsbarakken in de tuin. Een torpedo. En dat ding valt neer en daar haalden ze nog 25 liter kerosine uit. Want die raakten nooit helemaal leeg, want in die dingen zitten schotten om de balans te houden he. Gelukkig. Het had ook op de barak kunnen komen, dat besef je eigenlijk later pas. Toen heeft een jongen uit het kamp, één van de onderduikers, van die torpedotank een kano gemaakt. Hij is er dagen mee bezig geweest om die randen zo te maken dat ze niet meer scherp waren. Maar dat ding was zo instabiel als de pest, haha! Je moest er eigenlijk een kiel onder hebben. Er zat wel een stoeltje in, maar hij was eigenlijk te diep. Je kon ook niet peddelen. Maar die hadden we, we konden varen, was leuk. We hebben gevaren in de sloten voor het huis, maar we durfden er niet het kanaal mee op.

Bron: Batavialand te Lelystad, interview met Jan van Roeden, 19 maart 2014.

Alle rechten voorbehouden