"Ben jij weer terug, jongen?"

Een woning in Emmeloord

Ploegbaas Johan Sutman vluchtte na de grote razzia van 17 november 1944 uit de Noordoostpolder naar Ter Apel, waar zijn schoonouders woonden. Pas na de oorlog keerde hij naar de polder terug. Voordien hadden Sutman en zijn vrouw bij een echtpaar in Kampen gewoond, maar ze wilden na hun terugkeer wel eens een huis in polder.

De Espelerlaan in Emmeloord, 1946

De Espelerlaan in Emmeloord, 1946 (Fotocollectie RIJP - 9000865).

Alle rechten voorbehouden

Een paar dagen in Kampen geweest, er was natuurlijk bevrijdingsfeest. Ik dacht:

"Nou moet ik verder. Ik moet eens zien, dat ik weer in de polder kom."

Toen ben ik naar het kantoor in Kampen gegaan. Daar was ir. Prummel. Die komt ook uit Eexterveen, bij Stadskanaal, die had een kantoor. "Ben jij weer terug, jongen?" Ik zeg: "Ja, ik ben weer terug." Hij moest eerst weten: hoe is het met die boer en hoe is het daar mee? Enkelen kende ik. "Die is opgepakt, die ook." Ik zeg:

"Maar daar kom ik eigenlijk niet voor. Ik wou eens vragen naar een woning in Emmeloord. Ik heb ondertussen een kleine gekregen."

Hij zegt: "Een woning hebben we niet voor je, jongen." Hij zegt: "Maar je woont daar zo mooi." Want hij woonde zelf ook in de Broederstraat [waar het kosthuis van dhr. Sutman stond, red.]. Ik zeg:

"Ja, dat klopt wel, maar we doen samen met de keuken en nu is er een kleine bij gekomen. Als ik geen huis krijg, dan weet ik het wel, dan ga ik weer terug. Er zijn er zoveel die van de boerderij af moeten. Er zal er één voor mij bij zijn."

"Nee, dat gebeurt niet," zegt hij. "Ik ben juist een lijst aan het klaar maken voor jongens die een woning krijgen. Ik zal je bovenaan schrijven." […]

[Mijn vrouw] moest eerst terug komen, want er moest een mevrouw komen, die moest eerst kijken, hoe wij waren. […] Het duurde een poos. Toen is zij ondertussen terug gekomen. […] We zijn eerst weer in Kampen gaan wonen. Toen is een mevrouw bij haar geweest op een morgen. Toen werkte ik weer op Schokland, was ik weer ploegbaas bij [een boer] aan de Kamperzandweg. Want er waren niet veel ploegbazen, er was niet veel volk. Toen ik thuis kwam, was er een mevrouw geweest. Al om een uur of negen, geloof ik. Die kwam vragen stellen [of we zelf kookten en hoe we ons kind verzorgden. Die praatte overal over. Hoe het dagelijks werk was.] Ze heeft de slaapkamers en de kleine gezien. Meer heeft ze niet gezegd. Toen kreeg ik bericht, dat we Rietstraat 78 konden krijgen.

Bron: Batavialand te Lelystad, Audiovisueel Archief, Project Oral History, De eerste bewoners van de dorpen en steden in Flevoland, Interview met J. Sutman, 22 november 1995.

Alle rechten voorbehouden

Media