Polders in de Nijldelta

Egypte is één van de droogste landen op aarde. Je zult er dus niet direct polders verwachten. De werkelijkheid is echter anders. In de Nijldelta liggen polders met een totale oppervlakte van meer dan een miljoen hectare, ongeveer een derde van Nederland.

Figuur 3 Landschap in de Nijl delta

Landschap in de Nijldelta.

Alle rechten voorbehouden

De oudste inpoldering lag echter bovenstrooms van de Delta langs de Nijl. Het betrof de werken ter bescherming tegen hoogwater die al rond 3400 voor Christus tijdens het regime van Koning Menes zijn gerealiseerd. In zijn tijd werd de nieuwe hoofdstad Memphis in een oude vruchtbare rivierbedding gebouwd, waarvoor zo'n 20 kilometer ten zuiden van Memphis een dam in de Nijl werd aangelegd. De loop van de Nijl werd omgeleid naar een kanaal, dat was uitgegraven tussen twee heuvels. De circa 450 meter lange dam zou maximaal 15 meter hoog zijn geweest.

In een later stadium heeft Koning Menes ten noordwesten van de nieuwe stad een meer uitgegraven en een kanaal aangelegd om dit meer te verbinden met de Nijl. Het systeem van het meer, het kanaal en de rivier diende als een gracht om hem te beschermen tegen zijn vijanden. De dam werd zorgvuldig onderhouden en bewaakt, want bij een doorbraak zou Memphis zijn overstroomd. Toen de Griekse historicus Herodotus zo'n 2500 jaar later Egypte bezocht, werd de dam nog steeds zorgvuldig onderhouden.

In de Ptolematische en Romeinse tijd - zo’n 300 voor Christus tot 450 na Christus - zijn in het noorden van de Nijldelta laaglandgebieden ontgonnen waarbij ook sprake kan zijn geweest van inpoldering.

De eerste vermelding van een polder in de ware zin van het woord was de inpoldering in 1887 van bijna het hele meer van Abu Qir, in het noorden van de Nijldelta aan de kust van de Middellandse Zee. Zo zou het eerste gemaal voor waterafvoer in 1898 in het El-Max-gebied nabij Alexandrië zijn gebouwd om het overtollige water van ongeveer 89.000 hectare af te voeren.

Irrigatie door middel van bevloeiing is in Egypte millennia lang de belangrijkste irrigatiemethode geweest. Vanaf 1826 is daarvoor in de Nijldelta een systeem van kanalen aangelegd. Later is in de apex van de Nijldelta en in verschillende takken van de Nijl een reeks dammen gebouwd. Bovendien werd aan het begin van de 20e eeuw in het zuiden van Egypte de Aswandam in de Nijl gebouwd, en sindsdien enkele keren verhoogd.

In de noordelijke uiteinden van de Nijldelta waren in het verleden vooral laaglandgebieden met meren en moerassen. Het ingepolderde gebied bedroeg zo’n 25.000 hectare. Waterafvoer begon kort na de introductie van irrigatie gedurende het hele jaar in de 19e eeuw en is sindsdien verder toegenomen. De afvoerkanalen die in die tijd zijn aangelegd voerden het water onder vrij verval af. Het vlakke karakter van de delta maakte het echter op sommige plaatsen noodzakelijk om gemalen te bouwen. Tegenwoordig liggen sommige delen van de Nijldelta zelfs op vijf meter beneden zeeniveau.

Aan het einde van de 19e en in het begin van de 20e eeuw zijn door private ondernemingen inpolderingen in de Nijldelta gerealiseerd. Het totale gebied bedroeg van 1932 tot 1952 ongeveer 84.000 hectare. Na de revolutie van 1952 raakte de Egyptische regering meer betrokken bij de landaanwinning. Hierbij werd prioriteit gegeven aan het verbeteren van de toestand van de armen op het platteland en de verdeling van de ontgonnen gronden onder kleine boeren en landloze groepen, terwijl bepaalde ontgonnen gebieden onder beheer van de Staat bleven. Het Ministerie van Landhervorming en Landaanwinning heeft op basis van vijfjarenplannen tot 1967 met wisselend succes dergelijke ontginningen uitgevoerd. Na de oorlog van 1967 werd deze ontwikkeling door bezuinigingen getemporiseerd. In de jaren tachtig van de 20e eeuw verdeelde de regering de ontgonnen gebieden onder nieuw afgestudeerden van de universiteit, die ieder tussen de 1,7 en 2,1 hectare kregen.

De meeste landbouwgebieden in het noordelijke deel van de Nijldelta zijn echter relatief recent ontgonnen. De meeste van deze gebieden werden ontgonnen om Staats- of collectieve boerderijen in Sovjetstijl te ontwikkelen. Er werden grote pompstations gebouwd om grote gebieden te irrigeren. Deze ontwikkeling werd echter in de jaren zeventig van de 20e eeuw losgelaten, waarna de boerderijen uiteenvielen in verschillende vormen van grondbezit. In de jaren tachtig werd een deel van de grond aangeboden aan potentiële ontwikkelaars. Die moesten een coöperatie van minstens 100 personen vormen waaraan een groot stuk land werd verkocht en ieder van hen een perceel van ongeveer 30 hectare kreeg toegewezen.

Met het ophogen van de Aswandam werd 85% van de landbouwgrond in Egypte bebouwbaar onder irrigatie gedurende het hele jaar. De conversie van de resterende gronden werd bereikt na de inhuldiging van de Hoge Aswandam in 1970. De aanleg en aanpassing van een complex kanalennetwerk in de Nijldelta maakte de uitbreiding van de landbouw naar de kustzone en voor irrigatie gedurende het hele jaar mogelijk. Deze infrastructurele ingrepen veranderden het regime van de Nijl van een seizoensafhankelijke afvoer naar een veel constantere en gecontroleerde afvoer met een verwaarloosbare sedimentbelasting.

De Noordrand van de Nijldelta ligt nu gedeeltelijk 1 tot 2 meter beneden zeeniveau. Om deze laaggelegen gebieden te beschermen tegen overstromingen vanuit de zee en de riviertakken van de Nijl zijn dijken aangelegd. In de Nijldelta zijn inmiddels veel polders, met een totale oppervlakte van 1,14 miljoen hectare. Voor de afwatering is de delta verdeeld in 70 deelgebieden. Het overtollige water van de laag gelegen polders wordt vanuit de afvoer kanalen 1 tot 3 meter opgepompt in hoofdafvoerkanalen. De hoofdafvoerkanalen voeren het water hetzij als vrije uitstroming, hetzij via een gemaal naar een van de vier meren bij de Middellandse Zee, of direct naar de zee. De hoofdafvoerkanalen ontvangen ook onder vrij verval water uit bovenstroomse hoger gelegen gebieden in het zuiden. In 1988 waren er in de Nijldelta 70 pompstations met een totale capaciteit van 1.300 kubieke meter per seconde, wat overeenkomt met een gemiddelde afvoercapaciteit van 8 millimeter per dag gerekend over het polderoppervlak.

Enkele voorbeelden van polders in de Nijldelta zijn:

  • Mansour en Zawia polders (27.300 hectare). Deze polders zijn in de jaren zestig van de 20e eeuw ingepolderd in het oostelijk deel van het Burullusmeer. De landbouw heeft nog steeds te kampen met een hoog zoutgehalte. Het meer zelf werd van de landbouwgronden gescheiden door bij hoge afvoer overstroomde moerassen die nu zijn drooggemaakt. Het Burullusmeer zelf is een van de belangrijkste wetlands van Egypte en het op een na grootste meer. Het meeste water dat het ontvangt, is echter intensief gebruikt en hergebruikt water van landbouwgebieden, viskwekerijen en huishoudelijk afval water. Kortom, deze bevolkte kustzone vormt een overgang tussen hoogproductieve landbouw en viskwekerijen met het merengebied. Dit levert een aantal waterkwantiteit, waterkwaliteit en milieukwesties en complexiteiten op;
  • Mariutmeer (26.000 hectare). Door een daling van het waterpeil met 3 meter vielen grote delen van het meer droog. Er is een dijk aangelegd, een gemaal geplaatst en 10.000 hectare land in het meer zijn ingepolderd;
  • polder van 1600 hectaren in het Idkumeer;
  • proefpolder van 100 hectare nabij de westelijke oever van het Manzalameer.

 

N.B. Voor nadere informatie en details van de referenties, zie het landen document Egypte op de web site van Batavialand onder de link: https://www.batavialand.nl/collecties/waterbeheer-en-polders.

Alle rechten voorbehouden

Media