De afdeling Landschapsbeheer van de RIJP

Het meeste werk werd in de winter gedaan

Jan van der Perk werd in 1987 hoofd van de onderafdeling Landschapsbeheer van de afdeling Beplantingen van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders. Dit was in die tijd een groot en belangrijk onderdeel van de RIJP.

greppelfrees (2)

Greppelfrees van de RIJP in Zuidelijk Flevoland, jaren tachtig (foto Bart Schultz; Erfgoedpark Batavialand, collectie Bart Schultz).

Ik was terug uit Zeeland en toen ben ik hoofd Landschapsbeheer geworden en dat is wel een heel bijzondere periode geweest. Kijk, de Rijksdienst kende twee soorten medewerkers: de ambtenaren en de niet-ambtenaren, om het zo maar uit te drukken.

Toen ik begon in ‘77 waren er misschien ongeveer duizend ambtenaren en iets van duizend mensen die geen ambtelijke status hadden. Die vielen onder de CAO van de Landbouw en dat waren vooral de mensen in het veld. Maar ze werkten ook bij de Werktuigbouwkundige Dienst en bij het Centraal Magazijn, en ook bij Landschapsbeheer. Dat waren de mensen die op een tractor zaten en tractors repareerden, en die in het magazijn werkten en op de silo’s. En je had dus in de Rijksdienst een soort scheiding: [de leidinggevenden] tot aan de rang van opzichter waren ambtenaren en hun medewerkers waren niet-ambtenaren.

En dat had ook te maken met de seizoenen natuurlijk. Als je onder CAO van de Landbouw werkte, dan had je lange werkdagen in de zomer en korte werkdagen in de winter. Dat was natuurlijk waarom het zo geregeld werd. Dat stamt natuurlijk uit een andere periode, maar dat was wel de achtergrond.

Landschapsbeheer was de afdeling bij de RIJP die de bossen inrichtte, de stedelijke beplanting deed en de natuurgebieden tijdelijk beheerde en inrichtte. Ik kwam in een club met drie rayonhoofden: eentje voor de natuurterreinen, dus de Oostvaardersplassen, het Natuurpark en  allerlei andere terreintjes, eentje in Almere, en eentje in Zeewolde. Daaronder zaten nog twee bedrijfsleiders, in Zeewolde en in Almere. En daaronder zaten de opzichters. Er was per bedrijf een meewerkend voorman en mensen in de schuur. Op die manier was het georganiseerd.

In het zomerseizoen, als iedereen in de oogst zat, dan hadden wij bij Landschapsbeheer misschien vijftig mensen aan het werk. Maar bij de inplant hadden we misschien wel 250 mensen aan het werk. Dan kwamen al die mensen uit de oogst. Zij hadden in de winter natuurlijk andere werkzaamheden en ze kwamen dan op de plantmachines, op de tractors voor de plantmachines, en het transport van de bomen. Dus op die manier functioneerde het totaal en hadden wij een wisselende bezetting over de bedrijven.

Bron: Landschapsbeheer Flevoland, interview van Gees Brouwer en Helena van der Berg met Jan van der Perk, 3 juli 2019. 

Alle rechten voorbehouden