Reeën waren niet bang voor leeuwen

Jonge boompjes werden opgevreten

Jan van der Perk werd in 1987 hoofd van de onderafdeling Landschapsbeheer van de afdeling Beplantingen van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders. Deze afdeling was onder meer verantwoordelijk voor de aanleg van bossen in Zuidelijk Flevoland. Die nieuwe natuur trok uiteraard ook dieren aan. Vooral reeën brachten schade aan aan de jonge aanplant.

Leeuwen2

De leeuwen van Artis (Stadsarchief Amsterdam; foto Jaap Kaag).

Alle rechten voorbehouden

De reeën en de fazanten hebben er altijd gezeten. En de hazen en de konijnen zijn het eerste aanwezig. Op een gegeven moment zat er ook een mol, waarvan je denkt:

“Nou, hoe is hij hier gekomen?”

Dat zijn natuurlijk de bijzondere dingen. De vos zwemt dan ook wel over.

Het bos heeft door zijn uitgestrektheid en zijn variatie heel veel aangetrokken aan fauna en flora. Dat is leuk om te zien. Je ziet ook met het ouder worden van het bos dat je soorten tegenkomt die er vroeger niet waren omdat de bomen gewoon groter worden. Je moet je voorstellen: het bos was het eerste jaar een halve meter hoog. Nou, dat is nog geen bos.

We hebben ook wel bij de inplant jaren gehad dat je moest bijplanten omdat het met een stuk gewoon niet goed gegaan was. Ja, wat is er lekkerder voor een ree dan een boompje van zestig centimeter hoog? Die werden, als je niet oppaste, al opgevreten voordat ze er stonden. Dus er werd gaas omheen gezet. En dat kostte dan veel te veel en dan moest ook weer bedacht worden hoe dat dan wèl moest.

We zijn wel eens met leeuwenmest uit Artis bezig geweest. Nou, dat werkte natuurlijk van geen kanten. Een paar dagen en dan is het weer over. Die reeën wisten niet wat een leeuw was, waarschijnlijk. Maar zo werden er wel met dingen geëxperimenteerd.

Bron: Landschapsbeheer Flevoland, interview van Gees Brouwer en Helena van der Berg met Jan van der Perk, 3 juli 2019. 

Alle rechten voorbehouden