"Dit wordt de dood in de pot voor de Bijlmer"

De haat-liefdeverhouding tussen Amsterdam en Almere

Almere is gebouwd om de overloop vanuit de noordelijke Randstad, en dan in het bijzonder Amsterdam, op te vangen. Toch hebben veel Amsterdammers van oudsher moeite met het idee dat Almere een functie voor de hoofdstad kan vervullen. Planoloog Henk Licher komt zelf uit Amsterdam en begon zijn loopbaan bij de afdeling Stadsontwikkeling van de gemeente. Later werkte hij voor de gemeente Almere en de provincie Flevoland. Hij kent de relatie tussen Amsterdam en Almere dus als geen ander. Licher typeert deze als een "haat-liefdeverhouding".

Buiten 022

Bouwmeestersbuurt, Almere (Batavialand, collectie Brans Stassen)

Alle rechten voorbehouden

Je weet hoe dat in elkaar zit; haat-liefdeverhoudingen zijn hartstikke ingewikkeld. Want het is nooit alleen haat, en het is nooit alleen liefde. Het is beide; dit keer het ene, de andere keer het andere. Het is eigenlijk onvoorspelbaar. [...]  In Amsterdam zelf werd heel snel gesproken van "deportatie" in plaats van "overloop"’, zeker door de mensen in de oude stad. Dat werd een besmet woord. Die haat-liefdeverhouding wortelt hierin. Enerzijds het besef dat je zo’n nieuwe stad, die ook nog eens dicht bij Amsterdam ligt, nodig hebt, maar aan de andere kant het gevoel dat de stad niet "van" je is, en eigenlijk een Fremdkörper is.

Bestuurlijk was het niet zo’n probleem, hoor, maar wel in academische kring, ook in onze eigen vakwereld. Men vreesde een parasitaire ontwikkeling. Mensen gingen weg uit Amsterdam, het draagvlak voor voorzieningen zou afkalven, enzovoort. Han Lammers was als wethouder bepaald niet zo’n tegenstander van overloop, en eigenlijk gold dat voor het hele college. [...] 

Wanneer kwam nu de ommekeer? Voor de goede orde: het is begin jaren zeventig: Almere ligt op de tekentafel, de eerste nota’s liggen er. Op een gegeven moment kwam er een nota uit Almere; die stukken werden ons ambtelijk toegezonden. Die nota heette Verkenningen omtrent de ontwikkeling van de nieuwe stad Almere in Flevoland. Mijn baas, de fameuze directeur [van de afdeling Stadsontwikkeling van de gemeente Amsterdam] A. de Gier, had dat stuk in zijn handen. Hij zei – toevallig was ik daar als jonge ambtenaar bij – tegen de aanwezigen:

“Dit wordt de dood in de pot voor de Bijlmer.”

Duidelijk was dat Almere zou mikken op laagbouw, en op gezinswoningen met een tuintje. Wij wisten natuurlijk wel dat Amsterdammers daar zeer voor geporteerd waren. [...] Uit alle onderzoeken [...] bleek dat laagbouw de voorkeur had van veel Nederlanders. [...] Dan was het dus raar dat Amsterdam middelhoog of hoog zou gaan bouwen. Daar zit een deel van de controverse in. In Amsterdam is dat verdedigd met de gedachte dat men weinig grond had, en geen laagbouw kon bouwen. Er is ook wel eens aan getwijfeld of dit de juiste redenering was. Het komt er op neer dat men de stad als stedelijk lichaam niet voor zich zag met rijen of plakken laagbouw aan de randen. Almere deed dat wel, en daar is dus een conflict geboren. Want zoals De Gier terecht zei: de Bijlmer is in dezelfde periode gebouwd, en Almere werd dus een concurrent. Daar zat spanning, dat voel je.

Bovendien was voor de mensen in de stad Almere toch ver weg. Ik zag dat ook aan mijn eigen familie: mijn broers wonen in Amsterdam, en toen ik – later overigens – in Almere ging wonen, zeiden ze: “Wat heb je daar eigenlijk te zoeken?” Voor veel Amsterdammers was Almere een terra incognita. Aan de andere kant: er wonen nu 180.000 mensen, en het grootste deel is Amsterdammer. Het zit dus raar in elkaar: aan de ene kant het zich afzetten tegen Almere, en aan de andere kant het ook wel interessant vinden.

Bron: Batavialand te Lelystad, Project Provinciewording, Interview met H.J. Licher, 4 maart 2011.

Alle rechten voorbehouden