In het land der blinden is eenoog koning: zonder ervaring op de dorsmachine

De polderbodem was zout, maar graan gedijde er goed op. Het moest alleen wél gedorst worden. Polderwerker (en later boer) Siem Brunia vertelt:

maaien en dorsen

Maaien en dorsen in de Wieringermeer, 1931 (foto collectie F. Mesu, Batavialand).

Alle rechten voorbehouden

Die hele bodem was zout. Graan doet het er gauw op hoor. Veel eerder dan aardappels en bieten. Koolzaad zou ook wel kunnen, maar het was hoofdzakelijk graan. Ik was ploegbaas in die tijd en de cultuurtechnische dienst pikte me daar weg. Ze waren dood- en doodverlegen om dorsmachinisten. Ik was de winter daarvoor een tijdje stoker geweest. Die dorsmachines draaiden toen op de locomotieven uit Drenthe. Er kwamen een stuk of drie dorsmachines uit de Wieringermeer hier naar de Noordoostpolder, maar ze hadden geen mensen die er op konden werken. Toen kwam Lindenbergh bij mij: "Zou jij ook op de dorsmachine kunnen?" Ik zeg nooit nee hè, dat moet je nooit doen. Hij zei: "Dan ga je morgen maar naar Weevers." Weervers zat toen in die smederij, bij Lemmer. Dat ik kwam daar met zo’n grote Caterpillar voor.

Ik wist er niks van. Van dat hele ding niks. Twee knuppels waar je aan zat te sturen. En je moest met benzine tanken en dat ding startte. Nou, daar heb ik vele uurtjes op gewerkt. Tijdens de razzia in 1944 ben ik opgepakt en weer vrijgekomen. Omdat ik dorsmachinist was konden ze me niet missen. Anders had ik in Duitsland gezeten.

Bron: Landschapsbeheer Flevoland, interview van Tity Kuiken-Bruinsma met de heer Siem Brunia, 5 juli 2010.

Alle rechten voorbehouden