Een Groninger naar de Wieringermeer

1 geïnteresseerde

Jan Wester vertelt over hoe hij met zijn ouders van Groningen via Drenthe naar de Wieringermeer verhuisde.

Slootdorp

Slootdorp in de jaren dertig (Batavialand, collectie Mesu).

Alle rechten voorbehouden

Ik ben een geboren Groninger, een Oost-Groninger tegen de Duitse grens aan. Mijn moeder was eigenlijk een geboren Drent, vlak tegen de stad Groningen aan.

Mijn ouders zijn begonnen als bedrijfsleider bij rijke families. Later zijn ze in de buurt van Groningen zelf een boerenbedrijf begonnen. Er was toen echter nog geen pachtwet en men kon ze in die tijd zo van de boerderij afzetten. Hierna belanden we voor drie jaar in Drenthe, gemeente Westerbork. Dit ging echter mis vanwege de crisis, mijn ouders hadden borg gezegd en gingen mee de diepte in. Mijn ouders kozen toen tussen emigreren naar Frankrijk, Amerika of naar de Wieringermeer. We kwamen ten slotte in de Wieringermeer terecht. Alles wat daar kwam was puur uit armoede, er was geen werk in Nederland. Daar was werk en tevens was de Afsluitdijk nog niet dicht. [...]

Toen we verhuisden moesten we over de Noord- Veluwe naar de Wieringermeer. We praten thuis stoer Gronings, een beetje Duits (mijn vader heeft nooit goed Hollands gekend.). Mijn zuster was vier jaar ouder als ik en we zaten toen tussen de rommel in de verhuiswagen. Mijn zuster zei toen tegen mij: "Je mag vanaf nu geen Gronings meer praten, nu moet je Hollands praten." Toen we daar aankwamen bleek er geen school te zijn en de Rijksdienst [toen Directie van de Wieringermeer] deed er ook niets aan.

[...] Mijn vader werkte toen zes dagen per week bij de Rijksdienst, alleen de zondag was hij vrij. Op zijn vrije dag is hij er toen op uit gegaan. ’s Avonds toen hij terug kwam vertelde hij dat hij een school had gevonden, "jullie kunnen morgen in Wieringen naar school." De volgende dag ging ik bij mijn zuster achterop de fiets van mijn moeder naar school. We gingen hier naar school totdat er een school in Slootdorp kwam. Ik heb de lagere school afgemaakt, maar verders was er niets. Een vriendje van mij ging naar de ULO in Medemblik en ik besloot om maar mee te gaan. We gingen elke dag met de fiets op en neer, een kleine 40 km.

[...] Ik voelde me in het begin een kat in een vreemd pakhuis. Ik kwam daar in een geheel andere gemeenschap terecht. Het bijzondere was dat er een behoorlijk verschil zat tussen de mensen uit het noorden en het westen, ook in kleding. Ik liep in de winter nog met zwarte wollen gebreide kousen, die door mijn moeder gebreid waren. Dat kenden ze daar al niet meer, dat was toen een plusfour. Heel veel jongens waren lid van de padvindersclub en toen had je de jamboree in 1937. Het lijflied was toen:” In negentien-drie-zeven zul je wat beleven”. De jamboree was toen in Vogelenzang. De jongens hadden allemaal korte broekjes aan en dat wou ik ook. Thuis botste dit, dat kon er allemaal niet af. Ik heb in Medemblik de ULO volbracht, het was een hele goede school. Op het moment dat ik er op kwam, was de school bijna failliet, maar bij wisseling van het hoofd liep de school in een keer vol.

Aan deze school heb ik veel te danken, het is maar goed dat ik naar die MULO ben gegaan.

Bron: interview afgenomen met de heer Jan Wester in het kader van het project Ongeland, over de vliegtuigwrakken in de IJsselmeerpolders.

Alle rechten voorbehouden