"Daar zag ik een soldaat die zat te huilen. En ik vond het zó erg"

Niet elke Duitse soldaat die aan de grote razzia van november 1944 meewerkte deed dat met zijn eigen instemming. Daar kwam Jan van Roeden achter toen één van de Duitsers met een verzoek kwam.

Verklaring W.A. de Vries

Verklaring van de Duitse autoriteiten dat landbouwkundig opzichter W.A. de Vries niet mag worden gearresteerd en naar Duitsland afgevoerd, 18 november 1944 (Batavialand, collectie W.A. de Vries).

Alle rechten voorbehouden

’s Nachts, drie uur, werd mijn vader met die mannen vrijgelaten. Mijn moeder wist al die tijd niet dat hij bewaakt en beschuldigd werd. Hij komt thuis en Brandsma had hij ook meegenomen, die had een boerderij in Zwartemeer. Daar had de staf zich gevestigd van het Duitse leger. En Ans, de dochter van Brandsma, was naar ons gekomen: als heit komt, mag hij niet naar huis. Dus wij Brandsma bij ons thuis houden.

En in één keer staat er weer een mof bij ons binnen, met zo’n grijs uniform. En wij wisten: die waren allemaal verplicht. En die vroeg mijn vader of hij ook een paardenknecht wist, want de paarden moesten verzorgd worden. Mijn vader zegt:

"Jullie hebben het zelf weggehaald, waar zijn jullie mee bezig!"

En toen kreeg die man tranen in zijn ogen. Hij zei: "Ik heb het niet gewild." Ik zag daar gewoon tranen. Hij zegt:

"Mijn vrouw en kinderen zijn omgekomen in Berlijn. Dacht u dat ik dat wilde?"

En ik vond het zó erg. Daar zag ik een soldaat die zat te huilen. En de ellende die er was. Mijn vader ging nogal aardig tekeer en die man droop dus af, maar ik heb dat zó erg gevonden. Ik lag op de divan, want niemand van ons is die nacht naar bed geweest. Ik kon zelf ook wel huilen. Ik denk dat ik toen pas goed besefte wat oorlog was. Wat is dat toch een verschrikking eigenlijk wat hier gebeurt.

Volgens informatie zijn er 1800 opgepakt. En die zijn dezelfde dag nog vertrokken. Vanaf andere plekken ook, maar bij de Ramspol stonden er denk ik wel een paar honderd. Ze moesten lopend naar Vollenhove, en van Vollenhove naar Zwartsluis en daarna naar Meppel. En dan zouden ze daar op transport gezet worden. Allemaal lopend. En in Zwartsluis weet ik, dat staat ook in de boeken, dat hebben de mensen zelf geschreven, ze moesten door die smalle straatjes en daar hebben heel veel mensen de deur opengegooid en daar zijn veel mannen ontsnapt. Want die lui kregen de waarschuwing: als er één probeert weg te komen, die wordt ter plekke doorgeschoten. Dus ze durfden niet, want in de polder kon je nergens naartoe. Maar in Zwartsluis schijnen er verscheidene gevlucht te zijn.

Bron: Batavialand te Lelystad, interview met Jan van Roeden, 19 maart 2014.

Alle rechten voorbehouden