La Mojana, Colombia

Ontwikkeling van een binnendelta

De regio La Mojana in Colombia, met een oppervlakte van circa 450.000 hectare, wordt omgeven door de rivieren San Jorge en Cauca en doorkruist door de rivier La Mojana. In verband met de voorgenomen ontwikkeling van het gebied had de Colombiaanse regering het La Mojana-proefproject opgestart.

Landbouw in de La Mojana binnen delta

Landbouw in de La Mojana-binnendelta.

Alle rechten voorbehouden

De ontwikkelingsvoorstellen voor de regio zouden onder meer de leefomstandigheden van de lokale bevolking moeten verbeteren. Er werd geen substantiële immigratie uit andere gebieden verwacht. Om te bereiken dat de voorstellen door de lokale bevolking zouden worden geaccepteerd, moest hun voordeel van de voor te stellen ontwikkeling duidelijk zijn.

Het project betrof de identificatie van: 1) gebieden voor exploitatie en ontwikkeling van de natuurlijke hulpbronnen; 2) gebieden die geschikt waren voor het behoud van het natuurlijke ecosysteem; 3) analyses van te verbouwen gewassen die zouden passen bij de kenmerken in de regio. Het La Mojana-proefproject zou in vier fasen moeten worden uitgevoerd: 1) eerst studie en planning van de veldstudies; 2) ontwerp, constructie en implementatie van de proefgebieden voor onderzoek; 3) veldonderzoek; 4) evaluatie en resultaten.

In het onderzoek zou, onder andere, de nodige aandacht moeten worden besteed aan landbouw met hoge externe input en duurzame landbouw met lage externe input. Van het project zouden in die tijd in eerste instantie de eerste twee fasen moeten worden gerealiseerd. Hierbij konden drie onderdelen worden onderscheiden, namelijk: 1) bepaling van homogene gebieden; 2) planning en locatie van de proefgebieden; 3) ontwerp van de proefgebieden.

Op verzoek van een Nederlands ingenieursbureau dat de opdracht had gekregen om samen met een Colombiaans ingenieursbureau het project te realiseren raakte ik, op basis van de ervaring van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders bij dit soort projecten en het feit dat de Colombianen graag iemand van de Nederlandse overheid erbij hadden, bij dit project betrokken. Samen met een medewerker van het ingenieursbureau vertrok ik begin juli 1994 naar Bogotá, Colombia. De eerste dagen werkten we in het kantoor van de Colombiaanse consultant, kregen we de nodige informatie over het gebied, hadden we de nodige besprekingen en bereikten we overeenstemming over de aanpak en opzet van het project.

Na een paar dagen vroeg ik wanneer we in het gebied zouden gaan kijken en wat dan de interessante punten zouden zijn. Ik werd door de Colombiaanse counterparts wat verbaasd aangekeken. Het bleek dat we helemaal niet in het gebied konden gaan kijken want er zaten vier narcoticagroepen (narco’s), die onze komst wellicht niet op prijs zouden stellen. We konden wel over het gebied heen vliegen, maar niet lager dan 1500 meter, want anders zouden ze ons kunnen raken. We hebben toen maar in het rapport gezet dat eerst het gebied voldoende veilig zou moeten zijn, voordat er met de ontwikkeling zou kunnen worden begonnen.

Een paar dagen later vlogen we met een klein vliegtuigje voldoende hoog over het gebied. We zagen een soort binnendelta, die aan alle kanten werd begrensd door flinke rivieren. De delta bestond uit diverse meren en waterlopen,  veel natuurgebied, een paar dorpjes en kleinschalige landbouwgebieden. Op een paar plaatsen zagen we een soort langgerekte ruggen met daartussen water. Ik vroeg wat dit eigenlijk was. Het bleken overblijfselen te zijn van de oude Zenú-cultuur, die tussen circa 200 v. Chr. en 1600 na Chr. op de grens van water en land had bestaan. Zeer boeiend. In Bogotá bleek er een Zenú Museum te zijn. Dit heb ik daarop dan ook maar bezocht. Kortom, de rondvlucht was zeer informatief, temeer daar we met een auto of boot het gebied niet in konden.

Terug in Bogotá gingen we aan de slag met het verzamelen van nadere informatie en het opstellen van ons rapport. Het rapport moest eigenlijk zodanig zijn dat op basis ervan besluiten over de locatie en de vorm van de proefgebieden konden worden genomen.

Er was eigenlijk geen echt plan voor de ontwikkeling van de regio en over nogal wat aspecten was slechts beperkte informatie beschikbaar. Door de fysieke omstandigheden waren er grote verschillen die belangrijk konden zijn voor verschillende soorten ontwikkeling. De verschillende soorten landgebruik, de vragen en de mogelijke ontwikkelingen die het project in gang zou moeten zetten, vroegen om een gevarieerde aanpak van het project. Om een goed ontwikkelingskader te krijgen hebben we voorgesteld om in elk geval een bestemmingsplan te maken. Om dit te realiseren hebben we de nodige aanvullende studies voorgesteld over de fysieke situatie, bosbouw, potenties, beperkingen en interacties in natuurbehoud en de sociaaleconomische situatie. Voor al deze studies was het verzamelen van veldgegevens van groot belang, en dat was gezien de veiligheidssituatie geen eenvoudige opgave.

We maakten onderscheid in de locatie en de grootte van de proefgebieden, de opzet van de veldonderzoeken en de uit te voeren studies. Voor de proefgebieden en de veldonderzoeken hielden we binnen de fysieke mogelijkheden en beperkingen rekening met een spreiding over de regio en formuleerden we een voorlopig voorstel voor hun locatie. In totaal stelden we vijf proefgebieden voor om onderzoek te doen naar de volgende onderwerpen: 1) landbouw onder gemiddelde neerslagomstandigheden; 2) landbouw onder intense regenomstandigheden; 3) veehouderij; 4) viskwekerijen; 5) herinvoering van de Zenú-landbouwmethode. De voorgetelde proefgebieden besloegen tezamen ongeveer 150 hectaren.

De experimenten in de veldonderzoeken moesten in nauwe samenwerking met geselecteerde boeren of vissers worden uitgevoerd. De volgende veldexperimenten zijn voorgesteld: bescherming van gewassen tegen overstromingen, waterbesparing voor gewassen in het droge seizoen, mogelijkheden van waterafvoer, verbouwen van hoogproductieve grassen en kooiculturen voor het kweken van vis.

Vervuiling was een ernstig probleem in de regio. Deze vervuiling werd vooral veroorzaakt door verontreiniging in de rivieren die bovenstrooms werd veroorzaakt. Deze vervuiling kon alleen worden teruggedrongen als de rijksoverheid hiervoor regels en voorschriften zou ontwikkelen en implementeren. In de regio zelf zou de landbouw zo moeten worden ontwikkeld dat vervuiling door uitspoeling van meststoffen en pesticiden tot een minimum zou worden beperkt.

Er konden verschillende andere ontwikkelingsmogelijkheden zijn dan die op dat moment aan de orde waren. Sommige ervan, zoals recreatie, zouden mogelijk worden wanneer de veiligheidssituatie zou verbeteren. Voor sommige andere, zoals speciale culturen, was de informatie niet beschikbaar om hun haalbaarheid te bepalen. We hebben aangeraden dergelijke mogelijkheden nader uit te zoeken.

Na zo’n twee intense weken leverden we ons rapport af. In het kader van dit verhaaltje maar weer eens op Google Earth gekeken. Helaas zijn de beelden van het gebied niet erg duidelijk. De indruk is echter dat er nog niet al te veel van de voorgenomen ontwikkeling terecht is gekomen.

Alle rechten voorbehouden

Media