Luchtoorlog boven Flevoland. Deel 3

Een noodlanding op het IJsselmeer bij de latere Oostvaardersdijk

1 geïnteresseerde

"Ze dachten dat ze hoger zaten, maar ze knalden er zó in." Het verhaal van de bergingsofficier die betrokken was bij de berging van - met name - geallieerde vliegtuigwrakken in de Flevolandse polders.

Neerstortende B 24

Een geraakte B 24 stort neer (Batavialand, collectie G.J. Zwanenburg).

Alle rechten voorbehouden

Voor de Engelsen was dit water Zuydersea. En een noodlanding op een vlak stuk land is altijd nog een beetje beter dan een noodlanding op het water. De Dinah Might bijvoorbeeld heeft een noodlanding in de Noordoostpolder gemaakt. Dat was niet omdat ze wisten dat de Noordoostpolder een noodlandingsgebied was, dat hebben ze gewoon vanuit de lucht gezien. De Amerikanen hadden wel eens moeilijkheden met hun navigatie. Water zagen ze juist heel goed, maar hun geografische kennis over Europa was aanmerkelijk minder dan die van de Britten. Bij de Britten zaten een hoop jongens van het vasteland, maar bij de Amerikanen lag dat natuurlijk even anders. Er waren wel Amerikanen met een Nederlandse naam, die misschien ook nog wel Nederlands spraken. Die waren er wel.

 

Noodlanding van een B 24

Nemen we het bekende voorbeeld van de B-24 langs de Oostvaardersdijk. Die werd aangeschoten, vier mannen zijn gesprongen en toen zeiden ze:

"Hé, we zijn boven water. Laten we dan proberen een noodlanding te maken, dan hebben we de rubberboot en alles."

Dat hebben ze gedaan. Maar boven water… Vlak boven de grond werkt je hoogtemeter niet, die werkt op luchtdruk. Daar komt bij dat ze altijd opstegen boven land, dus dan heb je referentie aan huizen, gebouwen, en dergelijke. Bij een noodlanding op het water moest je dus op zicht vliegen. Dan zitten die twee piloten voorin de cockpit en de boordmecano stond daar tussenin. Die had als taak om de luchtsnelheid door te geven, "we vliegen nu dat", "we vliegen nu dat", zodat die andere twee naar buiten konden kijken van: hoe hoog of hoe laag zitten we. Nou, die zijn met 120 mijl per uur erin gevlogen. Ze dachten dat ze hoger zaten, maar ze knalden er zó in.

Eén heeft het overleefd, Charlie Taylor, de copilot [zie: Luchtoorlog boven Flevoland. Deel 14]. De neus van het vliegtuig brak naar links weg en de piloot zat aan de linkerkant, de copiloot zat aan de rechterkant. De piloot kreeg meteen het stuurwiel in zich en was op slag dood. Die andere jongens zaten er vlak achter in de radiohut. Die zijn daar omgekomen. De radio's, munitiebakken, et cetera sloegen eraf met alle gevolgen van dien. Maar Charlie Taylor kreeg alle ruimte. Hij heeft z’n kop gestoten aan het instrumentenpaneel, heeft z’n riemen losgemaakt en hij dreef naar boven. Die kist bleef drijven. Toen is hij er bovenop gekropen, heeft de rubberboot eruit gehaald en daar is hij aan gaan hangen. Zo hebben de Duitsers hem opgepikt. Maar die anderen waren allemaal op slag dood. Alleen om het feit dat ze geen hoogtereferentiepunten op het water hadden.

Bronvermelding: Batavialand te Lelystad, interview met de heer G.J. Zwanenburg, 16 september 2009.

Alle rechten voorbehouden