Luchtoorlog boven Flevoland. Deel 17

Dat brommen in de lucht gaf moed

1 geïnteresseerde

"Het waren díe jongens die je hoorde, en het waren díe jongens die je dood zag gaan." Het verhaal van de bergingsofficier die betrokken was bij de berging van - met name - geallieerde vliegtuigwrakken in de Flevolandse polders.

Condensstrepen van geallieerde vliegtuigen in de lucht tijdens de oorlog

Condensstrepen van geallieerde vliegtuigen in de lucht tijdens de oorlog (Batavialand, collectie Gerrit Zwanenburg)

Alle rechten voorbehouden

Amerika kwam in oorlog vanwege Japan. Er waren een hoop Amerikanen die wel in de gaten hadden dat dé boosdoener in Europa zat. Dat was Duitsland. Maar het is inderdaad een feit dat de Amerikanen de oceaan zijn overgestoken om hier mee te helpen Duitsland te bestrijden. Die jongens in die vliegtuigen kwamen overal vandaan, alle rangen en standen. Bij de Amerikanen waren de piloot, de navigator en de bommenrichter officieren. Die hadden een hogere school gehad. En de anderen waren onderofficier. Vliegend personeel was minimaal sergeant. Ze verdienden meer, omdat ze meer risico liepen dan een sergeant die gewoon bij het grondpersoneel zat. Maar de Duitsers maakten daar weer misbruik van door te zeggen: "Sie fliegen für Dollars."

Het was een machtig gezicht als je dat overdag zag vliegen. ’s Nachts hoorde je de Engelsen, maar je zág ze overdag! Tweeduizend hebben we er geteld in augustus 1944. Dat houd je toch niet voor mogelijk. In die tijd was dat iets aparts. Je mocht er niet naar zwaaien ofzo van de Duitsers, dus daar keek je wel drie keer voor uit. In het begin hebben de Duitsers geprobeerd om het Nederlandse volk ‘om’ te krijgen, zo van: ga nou maar met ons mee, want we hebben Engeland verslagen. Behalve… elke nacht waren die jongens er weer! En dat geluid zei van: we zijn er en we doen er wat aan. En dat werd steeds meer. Dat gaf moed.

Waar die interesse vandaan komt? Omdat je dat als jongen meegemaakt hebt. Ik heb je verteld van die kist die we zagen vliegen. Drie weken daarna, op een zondagmiddag, hoorden we een vliegtuig en een klap. Boem. Bom in de haven. Geen luchtalarm, dus iedereen ging naar de haven. Kijken. De hele haven stond zwart van de mensen. En twintig minuten later komt er een Engelse kist aan en ik herkende het type, een Beaufort. Hij zat hartstikke laag. En iedereen zwaaien en zij zwaaien en weg! Na de oorlog heb ik contact gekregen met die piloot. En die zei tegen mij:

"You were a couple of bloody… I might have dropped my second bomb!"

Dat heeft ie dus niet gedaan en dat heb ik hem ook gezegd.

Maar ik bedoel maar: het is dát deel van de oorlog waar je in de bezette gebieden mee te maken had. Het waren díe jongens die je hoorde, en het waren díe jongens die je dood zag gaan. Je zag ze sneuvelen. Het werd opgedrongen, voor jonge jongens was er niks anders. Die konden nergens naar toe en de luchtoorlog was het enige spannende wat voor hen gebeurde. De scholen waren bezet, want Harlingen was een havenplaats en in al die scholen zaten militairen. Ik kende alle vliegtuigen in die tijd. Dat had mijn interesse en die van de andere jongens. En in Friesland hadden we een polsstok, dus je ging dwars door het land ernaar toe. En ik kan me nog goed herinneren dat we bij een vliegtuig waren om spullen weg te pakken en toen "Was machen Sie da?" Duitse schildwacht. We zeiden: "nur gucken", want we mochten er eigenlijk niet zo dicht bij komen!

Bronvermelding: Batavialand te Lelystad, interview met de heer G.J. Zwanenburg, 16 september 2009.

Alle rechten voorbehouden