Spartelende vissen als de polder bijna leeggemalen is

Bob Flobbe beleefde, samen met een groepje andere kinderen, de jeugd van zijn leven op werkeiland Lelystad!

jong land

Medewerkers van de afdeling Bodemkartering van de Directie van de Wieringermeer verkennen het nog maar net drooggevallen Oostelijk Flevoland (Batavialand, collectie Land in Wording I).

Alle rechten voorbehouden

Eind 1956 is de ringdijk geheel klaar en wordt er begonnen met leegpompen van de polder. Elke dag zakt het water een stukje. Het zwemsteigertje van dokter Bekius komt elke dag een stukje hoger boven het water. Aan het zwemtrapje heeft iemand een oud stuk duimstok gespijkerd. Daar kun je zien dat elke dag het water een paar centimeter zakt.

Zomer 1957 valt de polder droog. Ik ben elf jaar. Eerst wordt het pompen een paar weken gestopt, om in de laatste twintig centimeter water de vissen gelegenheid te geven naar de diepere kanalen te zwemmen. Die kanalen zijn al gebaggerd toen alles nog open zee was. Ook vissersschepen mogen nu onbeperkt vissen op alles. Bij de sluis is zelfs een paar weken een mini visafslag. Maar als ineens de wind van oost naar west gaat en aanwakkert, waait al het polderwater bij Lelystad weg. Overal zie je spartelende dikke vissen in de blubber. Mannen met lieslaarzen lopen door de blubber, in elke hand twee dikke karpers.

Ingezonden verhaal: Bob Flobbe, september 2011.

Alle rechten voorbehouden