Urgentie als voornaamste criterium

Vóór 1984 was 64% van de woningen in Almere bestemd voor Amsterdammers, 16% voor bewoners van het Gooi en de rest voor 'eigen gebruik' en economisch gebondenen. Dit veranderde na de gemeentewording. Kees Nieuwhof vertelt.

Wachtruimte Amsterdam

Wachtruimte van de afdelingen Sociale Zaken en Huisvesting in het stadhuis in Almere Stad, 1990 (Bron: Stadsarchief Almere; Jos Jongerius)

Alle rechten voorbehouden

Toen was het wel zo dat stadvernieuwingsurgenten nog steeds een rol speelden, maar andere woningzoekenden niet meer. Het hele toewijzingsbeleid is toen qua verdeling anders geformuleerd. Dat had ook te maken dat er zich in Almere heel veel bedrijven vestigden en dat er dus vanuit de economische binding ook heel veel toewijzingen plaatsvonden. En dat we een eigen behoefte hebben: starters die op de arbeidsmarkt komen of mensen die vanwege een echtscheiding een woning moesten hebben, die aantallen namen gewoon substantieel toe.

Op een gegeven moment is besloten om nog wel de puur urgente mensen te huisvesten. Toen is ook echt, wat ik al net zei, de stadsvernieuwingsurgenten, maar ook hebben we heel veel huisbezoek gedaan in Amsterdam om mensen te bezoeken die een urgentie aanvroegen, want via een urgentie kon je hoger op de wachtlijst komen. Die mogelijkheid bestond dus wel. We hebben elk jaar wel honderden huisbezoeken in Amsterdam gedaan alleen maar om te kijken of de mensen urgent zijn of niet. Dat was het enige criterium nog.

Bron: Batavialand te Lelystad, Project Nederlanders – Wereldburgers, interview met Enno Postma en Kees Nieuwhof op 6 februari 2013 te Lelystad.

Alle rechten voorbehouden