Experimenten met biologische landbouw

Als medewerker van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders was Nico de Jong in de jaren tachtig betrokken bij een experiment met biologische landbouw aan de Winkelweg in Zeewolde. Hij vertelt:

luzerne

Verbouwen van luzerne in Oostelijk Flevoland, 1959 (collectie Vereniging voor de Bedrijfsvoorlichting van de IJsselmeerpolders).

Alle rechten voorbehouden

In de jaren tachtig zag men ook wel dat er een einde moest komen aan de manier waarop men toen boerde, met erg veel gebruik van kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen in de landbouw. Die werkwijze zou op een gegeven moment het milieu te veel aantasten. Dat begon al een beetje in de jaren zeventig. Er werd steeds meer van die middelen gebruik gemaakt. De arbeidskrachten in de landbouw verdwenen omdat de landbouw zich mechaniseerde. Die boeren hadden eigenlijk ook geen capaciteit meer om veel zelf in die gewassen te zitten wieden. Dus werden er steeds meer middelen ontwikkeld die dat onkruid bestreden. Ook de ziektebestrijding werd altijd met chemische middelen gedaan.

Sommigen zeiden dus: "Dat moet eigenlijk veranderen", en toen is die gedachte van de biologische landbouw er gekomen. Dat hield dus in zonder het gebruik van bestrijdingsmiddelen, en als het kon ook zonder kunstmest, te gaan boeren. Dat is iets wat in deze tijd eigenlijk heel normaal is, maar toen was de gangbare landbouw nog helemaal in trek. Toen heeft de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders  gezegd: "Wij houden hier aan de Winkelweg 500 hectare grond, en gaan we hier beginnen." Het idee kwam van de dienst, misschien wel weer onder druk van buiten, maar in feite was de RIJP heel autonoom in de dingen die ze konden beginnen en die hebben toen gezegd:

"We gaan daar in dat gebied grond in exploitatie nemen waar we geen gebruik meer maken van chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest."

Aan de Winkelweg is daarvoor 500 hectare gereserveerd. Men wilde aanvankelijk wel verder met dat bouwplan van die granen en koolzaad. Maar al gauw bleek dat het met het koolzaad niet ging omdat er teveel insecten in kwamen en ook het gewas zich niet goed ontwikkelde, omdat het helemaal aangevreten werd. Omdat je dat niet chemisch mocht bestrijden ging het helemaal fout met dat gewas en toen is daar luzerne voor in de plaats gekomen. Luzerne was eigenlijk een voedergewas, dat is een vlinderbloemige en die brengt stikstof in de grond. Er zat in de grond eigenlijk voldoende fosfaat en kalium en andere elementen om een gewas goed te laten groeien. Alleen stikstof, dat was een probleem, want de stikstofmeststoffen waren ook meestal de meststoffen die eigenlijk een grote opbrengst maakten.

Toen dat luzernegewas die nitraten of ammoniak in de grond achter liet, was het makkelijker om daarna granen te verbouwen. Dat kon best zonder gebruik van chemische middelen en kunstmest, dan kon je best goede graanopbrengsten halen. En zo is men ermee begonnen. Er was een speciale werkgroep die het begeleidde. Oogsten en producten die je biologisch kon aanbieden brachten ook meer geld op. Alleen de kosten waren hoger, omdat er meer arbeidskrachten in zat, omdat je meer moest schoffelen en met de hand nog dingen moest doen. De arbeidskosten  waren dus wel hoger, maar doordat je ook meer voor je producten kreeg was het makkelijker om dat bedrijf toch rendabel te krijgen.

Bron: Landschapsbeheer Flevoland, interview van Anke van Zwoll met Nico de Jong, 19 november 2019. 

Alle rechten voorbehouden