Het miegelde van de hazen en fazanten

In de beginjaren zag Evert de Boer enorme aantallen hazen en fazanten. Maar de nog jonge en nauwelijks begroeide bodem met weinig of geen bodemleven, bood maar weinig andere soorten voldoende bestaansmogelijkheden.

Poolse hazen

Wieringermeer, 8 februari 1938. Het uitzetten van Poolse hazen (foto Maaskant, collectie Directie van de Wieringermeer)

Alle rechten voorbehouden

Nou, als ik dat zo bekijk, dan waren er in die periode ontzettend veel hazen, heel veel, en vooral bij Creil. Of nee, als ik aan mijn Nageler periode denk, dus dat was vanaf begin 1952 tot begin 1955, ontzettend veel hazen. Alleen, op een gegeven moment in een van die jaren, kwam de myxomatose, dus de konijnenziekte. En ja, wij konden die beesten gewoon in halen en er waren er heel, heel veel. En er kwamen veel fazanten voor, je zou zeggen, het miegelde ervan zeggen ze dan wel eens. Ik weet ook wel dat sommige boeren een draadje onder de auto spanden en dan over de weg reden. En dan reden ze over zo’n haas heen. Anders plet je ze vaak. Nou dat was dan een hazenboutje. Maar dat was eigenlijk het voornaamste wat voorkwam, dat was echt massaal.

Er zijn uiteraard ook andere dieren geweest, het was natuurlijk in het begin van de polder helemaal een pionierperiode. Wat plevieren en dat soort van dieren, die kwamen er voor. Maar ja, dat was natuurlijk zo gebeurd. Ik weet nog wel dat ergens in de buurt van Espel de eerste morinelplevier gevonden is. Maar die is heel erg zeldzaam in dit gebied en die heeft daar ook gebroed. En dat was ergens, denk ik, begin zestiger jaren. Maar dat is later nooit weer gebeurd.

Bron: Landschapsbeheer Flevoland. Interview met de heer Evert de Boer door Anke van Zwoll op 5 januari 2012.

Alle rechten voorbehouden