"Die jongens zijn gek!"

Met de hele afdeling naar Lelystad in 1967

In 1967 wilde de directie van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders een deel van de organisatie verplaatsen van Zwolle en Dronten naar het nog piepjonge Lelystad. Michel van Hulten, destijds hoofd van de Economische en Sociografische Afdeling, had daar wel oren naar:

Hofje Zuiderzeewijk

Een hofje in de Zuiderzeewijk van Lelystad met woningen van het AK-type, juli 1970 (foto’s Henk Hutten, collectie Batavialand).

Alle rechten voorbehouden

We verhuisden naar Lelystad omdat er in Zwolle binnen de dienst geen enkele ambtenaar was die naar Lelystad wilde. We hadden af en toe een stafvergadering met een man of twintig, als ik me dat goed herinner, daar zaten alle vier de hoofden van de hoofdafdelingen bij plus de laag daaronder, de afdelingshoofden. En daar hoorde ik bij. In die stafvergaderingen werd over beleid gesproken. Toen heeft Otto tijdens een stafvergadering – en dat moet in ’67 geweest zijn, schat ik– de vraag gesteld:

“Wie is er bereid naar Lelystad te gaan? Ik heb in Den Haag gehoord dat er een hele mooie regeling komt voor ambtenaren. Er moeten mensen naartoe.”

Ik was toen al bezig met het opbouwen van mijn afdeling. Ik had al twee of drie mensen aangenomen. Officieel deed de dienst dat natuurlijk, maar ik moest ze selecteren. Die ambtenaren kregen een kantoorruimte in Dronten. Maar onze belangrijkste taak lag eigenlijk in Lelystad.

Ik weet nog goed dat ik toen met de paar ambtenaren die er waren een gesprek heb gehad. Ik weet niet meer wie dat waren van het zestal, maar het waren er twee of drie. Ter Haar zat er in ieder geval bij, want hij was er al toen ik kwam, dus die was er zeker bij. Ik dacht dat Heleen [Geluk] er al bij was. Kiestra was waarschijnlijk ook één van de eersten. Maar goed, ik heb met hen dus een gesprek gehad. Zo van:

“Jongens, Otto heeft de vraag voorgelegd of er niet een afdeling is die vrijwillig, als voorloper dus, de dijk over wil, naar Lelystad toe.”

We hebben toen afgesproken dat we dat zouden doen. De man die dat niet wilde was Egbert ter Haar. Hij had een prachtig huis aan De Noord in Dronten en was net gesetteld met zijn vrouw en waarschijnlijk een paar kinderen, dat weet ik niet meer. Hij had er geen zin in. Maar de andere waren allemaal net zo vers als ik. Dus ik kon naar Otto met de mededeling: “Wij willen wel!”

Wij waren toen de allereerste afdeling die daar in het winkelcentrum boven de winkels enkele kamers kreeg bij wijze van bureau. De hele dienst zei:

“Die jongens zijn gek, dat stelletje, dat ze dat doen!”

Want die vonden allemaal Zwolle, Kampen, en Dronten hele wereldsteden. Ik kwam uit Amsterdam, wij hadden een wat andere optiek.

Bron: Batavialand te Lelystad, Audiovisueel Archief, interview met Els van Hulten, Michel van Hulten en Jan Lindhout, 8 september 2016.

Alle rechten voorbehouden